Herhaling leesvaardigheid H1 en 2

L.eesvaardigheid
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

L.eesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Toetsstof
Talent par 3.2 en 4.2
(1.2 en 2.2)

Slide 2 - Tekstslide

Par. 3.2
Wat is een betoog?
Hoe lees je een betoog kritisch/het beoordelen van argumenten
Relaties tussen tekstgedeelten

Slide 3 - Tekstslide

Par. 4.2
Reclame, beeld en taal
Tekstvorm: de column

Slide 4 - Tekstslide

Nu: herhaling H1 en 2

Slide 5 - Tekstslide

Een ingezonden brief is een voorbeeld van een
A
Tekstdoel
B
Tekstsoort
C
Tekstvorm

Slide 6 - Quizvraag

Overtuigen is een voorbeeld van een
A
Tekstdoel
B
Tekstsoort
C
Tekstvorm

Slide 7 - Quizvraag

Een informatieve tekst is een voorbeeld van een
A
Tekstdoel
B
Tekstsoort
C
Tekstsvorm

Slide 8 - Quizvraag

Welke tekstvormen kun je allemaal noemen bij de tekstsoort betogende tekst

Slide 9 - Woordweb

Op een rijtje:
Blz 271

Slide 10 - Tekstslide

Alinea-opbouw

Slide 11 - Tekstslide

Over het algemeen bestaat een alinea uit drie elementen. De kernzin is er één van. Wat zijn de andere twee?

Slide 12 - Open vraag

De kernzin is meestal de eerste zin, maar het kan ook ........ of ........ zijn. In dat laatste geval is de eerste zin een .......

Slide 13 - Open vraag

Functies van inleiding en slot

Slide 14 - Tekstslide

Het boek geeft zes functies van een inleiding. Welke kun je noemen (zonder het boek erbij uiteraard)?

Slide 15 - Open vraag

Een advies of waarschuwing kom je vooral tegen in het slot van een:
A
Informatieve tekst
B
Betogende tekst
C
Activerende tekst
D
Amuserende tekst

Slide 16 - Quizvraag

Een conclusie kom je vooral tegen in het slot van een:
A
Informatieve tekst
B
Betogende tekst
C
Activerende tekst
D
Amuserende tekst

Slide 17 - Quizvraag

Een toekomstverwachting kom je vooral tegen in het slot van een:
A
Informatieve tekst
B
Betogende tekst
C
Activerende tekst
D
Amuserende tekst

Slide 18 - Quizvraag

Het nieuwsbericht

Slide 19 - Tekstslide

Wat is geen kenmerk van een nieuwsbericht
A
Oprolbaar
B
Actueel
C
Vaste vorm
D
Heldere conclusie

Slide 20 - Quizvraag

Objectieve en subjectieve argumenten
Of: feitelijke argumenten en waarderende elementen

Slide 21 - Tekstslide

Feitelijk argument of waarderend?
Een Samsung is duurder dan een Huawei
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 22 - Quizvraag

Feitelijk argument of waarderend?
Rembrandt is onze bekendste schilder
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 23 - Quizvraag

Feitelijk argument of waarderend?
Dua Lipa is populairder dan Ariana Grande
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 24 - Quizvraag

Feitelijk argument of waarderend?
Dua Lipa kan beter voetballen dan Ariana Grande
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 25 - Quizvraag

Feitelijk argument of waarderend?
Vincent van Gogh was een oplichter!
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 26 - Quizvraag

Feitelijk argument of waarderend?
Vincent van Gogh was een prutser!
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 27 - Quizvraag

Feitelijk argument of waarderend?
Het draait bij 'The Voice' alleen maar om kijkcijfers, niet om de deelnemers!

A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 28 - Quizvraag


A

Slide 29 - Quizvraag


A

Slide 30 - Quizvraag


A

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide