4havo 1.2

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat neem je mee?
- Boek
- Laptop
- Geo
- Rekenmachine
- Pen/potlood
- Ruitjesschrift of ruitjespapier in de multomap
- BINAS

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt rekenen met de wetenschappelijke notatie.

Je kunt rekenen met machten van 10 en voorvoegsels

Slide 3 - Tekstslide

Machten van 10
101 = 10 
102 = 100
103 = 1000
104 = 10000

enzovoort...

Slide 4 - Tekstslide

Machten van 10
10-1 = 1/10 = 0,1
10-2 = 1/100 0,01
10-3 = 1/1000 = 0,001
10-4 = 1/10000 = 0,0001

enzovoort...

Slide 5 - Tekstslide

Wetenschappelijke notatie
Massa van een elektron:
𝑚𝑒 = 0,000000000000000000000000000000911 kg = 9,11 ∙ 10-31 kg

Massa van de aarde:
𝑚𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 = 5976000000000000000000000 kg = 5,976  ∙ 1024 kg

Slide 6 - Tekstslide

Wetenschappelijke notatie
Massa van een elektron:
𝑚𝑒 = 0,000000000000000000000000000000911 kg = 9,11 ∙ 10-31 kg

Massa van de aarde:
𝑚𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒 = 5976000000000000000000000 kg = 5,976  ∙ 1024 kg

Bij de wetenschappelijke notatie altijd één cijfer voor de komma!

Slide 7 - Tekstslide

Welk getal is gelijk aan 10 000 000
A
10⁴
B
10⁵
C
10⁶
D
10⁷

Slide 8 - Quizvraag

Welke getal staat niet in de wetenschappelijke notatie?
A
8,10 ∙ 10²
B
83,10 ∙ 10³
C
1 ∙ 10²
D
4,31 ∙ 10³

Slide 9 - Quizvraag

Welke getal staat niet in de wetenschappelijke notatie?
A
8,10 ∙ 10³
B
3,10 ∙ 10²
C
0,10 ∙ 10²
D
4,41 ∙ 10²

Slide 10 - Quizvraag

Wat is 0,0031 in de wetenschappelijke notatie?
A
0,31 ∙ 10⁻²
B
3,1 ∙ 10⁻³
C
3,1 ∙ 10⁻²
D
31 ∙ 10⁻³

Slide 11 - Quizvraag

Welk getal is gelijk aan 1,6 ∙ 10⁻²?
A
160
B
16
C
0,16
D
0,016

Slide 12 - Quizvraag

Rekenregels machten van 10

Slide 13 - Tekstslide

Voorvoegsels
Soms gebruik je voorvoegsels zoals bij:
 millimeter (mm) of kilometer (km)

milli betekent 1/1000 = 10⁻³
kilo betekent 1000 = 10³

In Binas tabel 2 staan meer voorvoegsels

Slide 14 - Tekstslide

Welke waarde is gelijk aan 3,0 km?
A
3000 m
B
3,0 ∙ 10³
C
30 hm
D
0,003 Mm

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent het voorvoegsel P?
A
10¹²
B
10¹⁵
C
10¹⁶
D
10¹⁸

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent het voorvoegsel c?
A
10⁻¹
B
10⁻²
C
10⁻³
D
10⁻⁶

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag
Maak van §1.2 opg 6 t/m 8 van blz 16

Slide 18 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 19 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 20 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 21 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 22 - Open vraag