Duits les 4

• Duits
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Duits les 4

het werkwoord haben

Lesdoel en lesopbouw

Aan het eind van de les kun je het werkwoord haben vervoegen.

De les begint met een instructiefilmpje en daarna maak je opdrachten die te maken hebben met het werkwoord haben. 

0

Hoe ver ben ik?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap het niet.

Opdracht 1:

vul de juiste vorm van "haben" in

ich ...

1. habe
2. hast
3. habt

du ...

1. hast
2. habt
3. habe

wir ...

1. habt
2. habe
3. haben

ihr ...

1. haben
2. habt
3. habe

Sie (u) ...

1. hat
2. hast
3. haben

sie (mv) ...

1. habt
2. haben
3. hat

Hoe ver ben ik?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap het niet.

Opdracht 2:

vul de juiste vorm van "haben" in

Ich ... zwei Brüder.

Sie (ev) ... das Geld gefunden.

Meine Großeletern ... drei Enkelkinder.

Es ... mich sehr gefreut.

... sie ein Foto von ihrem Freund?

Du ... doch Freunde in München?

Hoe ver ben ik?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap het niet.

Dieren en kleuren

We gaan een filmpje kijken waarin verschillende dieren en kleuren benoemd worden in het Duits.

Kijk goed en probeer zoveel mogelijk te onthouden. Na het filmpje volgt er een quiz over dit filmpje!

Dit is een

1. Hund
2. Ziege
3. Ente
4. Katze

Dit is een

1. Ziege
2. Schaf
3. Kuh
4. Ente

Welk dier zag je nog meer in het filmpje?

Deze dia is

1. Gelb
2. Rot
3. Rosa
4. Blau

Deze dia is

1. Grau
2. Grün
3. Rot
4. Pink

Dit is een

Deze dia is

1. Grün
2. Gelb
3. Grau
4. Lila

Welke kleur heeft deze dia?

Duitse mopjes