02-02-2021: coniunctivus+inleiding deponens

Coniunctivus
1 / 21
volgende
Slide 1: Woordweb
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Coniunctivus

Slide 1 - Woordweb

Een deponens is een
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
werkwoordsvorm
D
voorzetsel

Slide 2 - Quizvraag

Hoe zou je een deponens het beste kunnen omschrijven?

Slide 3 - Open vraag

Aan het eind van deze les:
- hebben jullie de coniunctivus in de hoofd- en bijzinnen herhaald
- hebben jullie de zelfgekozen zinnen over de deponens nagekeken
- zijn jullie begonnen met een vertaaltekst met daarin o.a. deponentia

Slide 4 - Tekstslide

Planning
- coniunctivus herhalen
- huiswerk nakijken
- starten met vertalen: Orpheus en Eurydice

Slide 5 - Tekstslide

De coniunctivus is een
A
wijze
B
imperativus
C
indicativus
D
modus

Slide 6 - Quizvraag

Hoe herken je de con. praesens in de e,mk en i-stam?
A
aan de -a
B
aan de -e
C
aan de -i
D
aan de -u

Slide 7 - Quizvraag

Hoe herken je de con. praesens van de a-stam?
A
aan de -a
B
aan de -i
C
aan de -e
D
aan de o

Slide 8 - Quizvraag

Hoe herken je de con. imperfectum?
A
hele werkwoord praesens+ o,s,t,mus, tis,nt
B
hele werkwoord praesens+ m,s,t,mus,tis,nt
C
hele werkwoord perfectum+ o,s,t,mus,tis,nt
D
hele werkwoord perfectum+m,s,t,mus,tis,nt

Slide 9 - Quizvraag

Hoe herken je de con. perfectum?
A
aan de praesensstam+m,s,t,mus, tis,nt
B
aan de praesensstam+o,s,t,mus, tis,nt
C
aan de perfectumstam+praesensstam+m,s,t,mus, tis,nt
D
aan de perfectumstam+eri+m,s,t,mus,tis,nt

Slide 10 - Quizvraag

Hoe herken je een con. plusq. pf?
A
aan de pf-stam+ era+m,s,t,mus,tis,nt
B
aan het hele ww praesens+ m,s,t,mus,tis,nt
C
aan het hele ww perfectum+o,s,t,mus,tis,nt
D
aan het hele ww perfectum+m,s,t,mus,tis,nt

Slide 11 - Quizvraag

Welke vraag stel je als je een coniunctivus in de zin ziet staan?

Slide 12 - Open vraag

Con.praesens in de hoofdzin
A
aansporing
B
twijfel
C
onvervulbare wens
D
irrealis van het heden

Slide 13 - Quizvraag

Con. praesens in de hoofdzin
A
vervulbare wens
B
mogelijkheid/waarschijnlijkheid
C
irrealis van het verleden
D
doel

Slide 14 - Quizvraag

Con. imperfectum/plusq.pf
A
verbod
B
mogelijkheid, waarschijnlijkheid
C
irrealis van het heden/verleden
D
vervulbare wens

Slide 15 - Quizvraag

Ut+coni. vertaal je als
A
opdat/om te
B
zoals
C
zodra
D
dat,zodat

Slide 16 - Quizvraag

Cum+con. mag je niet vertalen als
A
toen
B
nadat
C
omdat
D
wanneer

Slide 17 - Quizvraag

Ut +con. dat een doel aangeeft, ontken je met
A
ut non
B
ne

Slide 18 - Quizvraag

Na ww van vrezen betekent ne
A
dat niet
B
dat
C
om niet te
D
zodat niet

Slide 19 - Quizvraag

In een betrekkelijke bijzin moet je de con. vaak op een bijzondere manier vertalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Nakijken
- Kijk zelf de door jou vertaalde zinnen na
- HB p. 143: start met vertalen

Slide 21 - Tekstslide