Poëzie - vormkenmerken

Betekenis vs. vorm
Wat poëzie betekent?
Poëzie is voor interpretatie vatbaar... zoveel lezingen als er mensen zijn.
Over de vorm van poëzie kunnen we wel duidelijk zijn. 
                   vormkenmerken (Zie BB p. 372-378)

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Betekenis vs. vorm
Wat poëzie betekent?
Poëzie is voor interpretatie vatbaar... zoveel lezingen als er mensen zijn.
Over de vorm van poëzie kunnen we wel duidelijk zijn. 
                   vormkenmerken (Zie BB p. 372-378)

Slide 1 - Tekstslide


rijm

Rijm is lijm (mnemotechnisch)


  • rijmschema 
  • eindrijm 
  • rijmklanken

Slide 2 - Tekstslide

Hoe gaat het rijmschema verder?

Gebruik per rijmklank een letter
zoals in strofe 1
Een lerares die ik liefhad


Zij droeg een jurk, lang uit de modeA
en was zo mager als een lat,                  B
een rare stokvis, maar ze had                B
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,     A

voor die tijd eigenlijk verboden:                    
het scheen, ze praatte zomaar wat,    
alsof je in haar kamer zat                         
te kletsen om de tijd te doden.             

Het leek gezellig en verkeerd,               
maar was, dat blijft, geraffineerd:       
ik ben in aardrijkskunde thuis.              

Wat heb ik veel van haar geleerd,        
ik had haar lief, mijn versje eert           
mejuffrouw Schelts van Kloosterhuis.  (Herman Pieter de Boer)


Slide 3 - Tekstslide

Rijmschema
Een lerares die ik liefhad


Zij droeg een jurk, lang uit de modeA
en was zo mager als een lat,                  B
een rare stokvis, maar ze had                B
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,     A

voor die tijd eigenlijk verboden:            A        
het scheen, ze praatte zomaar wat,    B
alsof je in haar kamer zat                         B
te kletsen om de tijd te doden.             A

Het leek gezellig en verkeerd,               C
maar was, dat blijft, geraffineerd:       C
ik ben in aardrijkskunde thuis.              D

Wat heb ik veel van haar geleerd,        C
ik had haar lief, mijn versje eert           C
mejuffrouw Schelts van Kloosterhuis. D (Herman Pieter de Boer)


Slide 4 - Tekstslide

eindrijm
sleep de benaming naar de passende (fragmenten uit) gedichten.
Viervoeter

Een grijze wolf wordt zeer geprezen
omdat hij Shakespeare heeft gelezen
Hij zegt: ' 't Is niet eenvoudig, snap je,
Het zit veel dieper dan Roodkapje.'

(Johnny Kraaykamp)
Zij droeg een jurk, lang uit de mode,
en was zo mager als een lat,
een rare stokvis, maar ze had
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,
SPLEEN
 
Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemelijk te vervelen.
Ik wou dat ik twee hondjes was,
dan kon ik samen spelen.

(Godfried Bomans)
gepaard rijm
gekruist rijm
Omarmend rijm

Slide 5 - Sleepvraag

Rijmklanken

klanken ondersteunen vaak de inhoud van het gedicht. 
Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



alliteratie
Wanneer beginmedeklinkers van woorden die dicht bij elkaar staan, gelijk zijn. 
a
assonantie
= klinkerrijm. Wanneer beklemtoonde klinkers gelijk zijn in opeenvolgende woorden. 
b

Slide 6 - Tekstslide

Rijmklanken

Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



alliteratie
Wanneer beginmedeklinkers van woorden die dicht bij elkaar staan, gelijk zijn. 
a

Slide 7 - Tekstslide

Rijmklanken


Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



assonantie
= klinkerrijm. Wanneer beklemtoonde klinkers gelijk zijn in opeenvolgende woorden. 
b

Slide 8 - Tekstslide

Stijlfiguren
Dichters zeggen vaak dingen op een 'ongewone' manier. Ze gaan op een eigen manier met taal om. Hiervoor gebruiken ze vaak stijlfiguren. (zie BB. p. 346-347 voor een uitgebreid overzicht) 

Slide 9 - Tekstslide

Stijlfiguren

Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



anafoor
herhaling van woorden of woordgroepen aan het begin van opeenvolgende verzen.  

Let op! Hier is dat dus niet het geval. Er is herhaling van lucht, maar een anafoor is zoiets als 
Niemand die het weet,
niemand die wat doet
niemand die het wat kan schelen... 
enjambement
Een zin loopt door over twee versregels.

Slide 10 - Tekstslide

strofebouw
Je gaat na uit hoeveel versregels het gedicht opgebouwd is

Slide 11 - Tekstslide



4 terzines

Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



Slide 12 - Tekstslide



2 kwatrijnen
2 terzines
Een lerares die ik liefhad


Zij droeg een jurk, lang uit de mode,  
en was zo mager als een lat,                  
een rare stokvis, maar ze had                
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,     

voor die tijd eigenlijk verboden:                    
het scheen, ze praatte zomaar wat,    
alsof je in haar kamer zat                         
te kletsen om de tijd te doden.             

Het leek gezellig en verkeerd,               
maar was, dat blijft, geraffineerd:       
ik ben in aardrijkskunde thuis.              

Wat heb ik veel van haar geleerd,        
ik had haar lief, mijn versje eert           
mejuffrouw Schelts van Kloosterhuis.  (Herman Pieter de Boer)


Slide 13 - Tekstslide

distichon
terzine
kwatrijn
3 versregels
4 versregels
2 versregels

Slide 14 - Sleepvraag



beeldspraak
In poëzie tref je vaak beeldspraak aan. Alles wat je niet letterlijk, maar figuurlijk moet begrijpen, is beeldspraak
  • vergelijking
  • metafoor
  • personificatie
  • metonymie
  • ...

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Postexaminale depressie 

Als een dief 
In de nacht 
Treft de schoolbel me 
Tussen de schouderbladen  
En steelt mijn 
Laatste vraag 

Berooid verlaat 
Ik het klaslokaal 
Terwijl iemand 
Op de achtergrond 
Voelbaar tentharingen 
In mijn achterhoofd bonkt
Onopgeloste breuken 
Laten zich vandaag 
Weer eens niet lijmen 
Door toenaderings- 
Pogingen van mijn pen

En ook niet door leuke 
Woorden achteraf 
Al klinken die 
Nog zo groen 
En vers 

 
(Reinhart Speeckaert) 

Slide 17 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een vergelijking uit 'Postexaminale depressie'

Slide 18 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een metafoor uit 'Postexaminale depressie'

Slide 19 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een personificatie uit 'Postexaminale depressie'

Slide 20 - Open vraag

ritme en metrum
Het ritme van een gedicht ontstaat door de afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Een vast ritmepatroon noem je het metrum van een gedicht.
Elk metrum bestaat uit versvoeten.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video


Dichtvormen

Op basis van strofebouw, metrum en rijmschema's ga je na met welke dichtvorm je temaken hebt. 

Slide 23 - Tekstslide


Dichtvormen


Vaste dichtvormen
  • rondeel
  • sonnet
  • ballade 
Vrij vers/free verse
Klankdicht
Visuele poëzie



Slide 24 - Tekstslide