4H 2021 SK H4.2 les 1 waterstofbruggen

4.2 Waterstofbruggen deel 1
SK 4H @ LPM
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.2 Waterstofbruggen deel 1
SK 4H @ LPM

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
bespreken HW opgave grafiek
introductie waterstofbruggen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je weet na deze les wanneer een atoombinding polair of apolair is. 
- Je kunt aan een structuurformule zien of een stof waterstofbruggen kan maken
- Je kunt waterstofbruggen tekenen tussen moleculen die een waterstofbrug kunnen vormen.

Slide 3 - Tekstslide

Welke binding verbreekt bij het verdampen van een moleculaire stof?
A
Atoombinding
B
Covalente binding
C
Metaalbinding
D
Vanderwaalsbinding

Slide 4 - Quizvraag

Welke stof heeft het hoogste kookpunt
op basis van molecuulmassa?

of
H2S
H2O
A
H₂O
B
H₂S

Slide 5 - Quizvraag

Molecuulmassa en kookpunt
Hoe hoger de molecuulmassa, hoe sterker de Vanderwaalsbinding, hoe hoger het kookpunt... toch?!
Echter:

stof
molmassa
kookpunt
H₂S
 34,081    
-60
H₂O
 18,015
100
NH₃
 17,031
-33
PH₃
33,994
-88
wijkt af!!

Slide 6 - Tekstslide

huiswerkopdracht
grafiek tekenen:
kookpunt op y-as                    



molecuulmassa op x-as



Slide 7 - Tekstslide

grafiek huiswerkopdracht
de lijn loopt schuin omhoog omdat de VDW groter wordt als de massa van de moleculen groter is. Meer VDW binding tussen de moleculen = meer energie nodig om te laten koken = hoger kookpunt
maar hoe zit het met die 4 rode puntjes...?
molecuulmassa
kookpunt

Slide 8 - Tekstslide

Wat valt je op aan de structuren van de stoffen die NIET op de recht lijn liggen, maar erboven?
A
ik zie het niet
B
er zitten andere atomen in dan C en H
C
er zitten O en N in
D
er zitten -OH en -NH in

Slide 9 - Quizvraag

Dat deze stoffen BOVEN de grafiek van de rest ligt, betekent...
(kies het beste antwoord)
A
dat ze een hoger kookpunt hebben
B
dat er geen verband is tussen VDW en kookpunt
C
dat er méér is dan alleen VDW
D
dat naast VDW nog een molecuulbinding bestaat

Slide 10 - Quizvraag

de 4 'outsiders' zijn:

Al deze structuren hebben 
-NH of -OH groepen
  • Ze hebben hogere kookpunten

  • Blijkbaar zitten de moleculen steviger aan elkaar
  • Dat komt door een extra molecuulbinding

Slide 11 - Tekstslide

de polaire binding in -O-H
tussen O en H zit een gedeeld elektronen-paar
Het O-atoom trekt de elektronen sterker naar zich toe dan het  H-atoom.
Dit heel elektronegativiteit. Doordat O harder trekt ontstaat een negatieve pool op O (δ-), en een positieve pool op H  (δ+).



Hierdoor is de binding tussen O en H een polaire atoombinding

Slide 12 - Tekstslide

de polaire binding in -O-H en in H₂O
H2O heeft twee -OH groepen. De O-H bindingen zijn polair. Hierdoor wordt een deel van molecuul een beetje negatief geladen en een deel een beetje positief

Slide 13 - Tekstslide

Door de polaire atoombinding kan het ietwat negatief geladen O‑atoom van het ene watermolecuul het ietwat positief geladen H‑atoom van een ander watermolecuul aantrekken

Door deze aantrekkingskracht ontstaat een binding: 
de waterstofbrug of H‑brug.

De waterstofbrug is een molecuulbinding. 
Deze teken je als stippellijntje
polaire bindingen in water

Slide 14 - Tekstslide

apolaire binding en polaire binding
tussen H en H zit dezelfde aantrekkingskracht. Het gedeelde e-paar zit in het midden. Geen 'pooltjes'. De binding is apolair.
tussen Cl en H zit verschillende aantrekkingskracht, Cl trekt harder. Het gedeelde e-paar zit NIET in het midden. Er ontstaan 'pooltjes': de binding is polair.
H2
HCl

Slide 15 - Tekstslide

Waterstofbruggen (H-brug)
  • bij stoffen met -OH en/of -NH groepen 
  • deze groepen kunnen extra bindingen maken = waterstofbrug (H-brug)
  • Veroorzaakt door polaire atoombinding
  • Die wordt veroorzaakt door verschil in elektronegativiteit
  • H-brug is sterker dan Vanderwaalsbinding, maar minder sterk dan covalente binding



aantekening voor later

Slide 16 - Tekstslide

welke stof zal de meeste waterstofbruggen aan kunnen gaan?
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag

welke stof zal het hoogste kookpunt hebben?
A
B
C
D

Slide 18 - Quizvraag

Is de atoombinding tussen C en C polair of apolair?
A
polair
B
apolair

Slide 19 - Quizvraag

Is de atoombinding tussen C en H polair of apolair?
Hint: bedenk of alkanen (alleen C en H)
waterstofbruggen kunnen aangaan...
A
polair
B
apolair

Slide 20 - Quizvraag

Wat voor atoombindingen
heeft dit molecuul?
A
niet-polaire atoombindingen
B
polaire atoombindingen
C
niet-polaire en polaire atoombindingen
D
VDW bindingen

Slide 21 - Quizvraag

bindingen
tussen C en H: apolair
Tussen O en H: polair
Tussen N en H: polair 

Door de -NH en -OH groepen kan deze stof waterstofbruggen aangaan, en heeft hierdoor 
een hoog kookpunt.

Slide 22 - Tekstslide

Regels H-bruggen tekenen
  • Van H in molecuul 1 naar O of N in molecuul 2
  • Van O of N in molecuul 1 naar H in molecuul 2
  • ertussen: streepjes/stipjes

  • O kan 2 H-bruggen aangaan
  • H en N allebei maar 1
  • alleen met -OH of -NH 

Slide 23 - Tekstslide

1
2
3
4
welke waterstofbrug is (on)juist getekend?

1     .....

2    .....

3    .....

4    .....
juist
juist
onjuist
onjuist

Slide 24 - Sleepvraag

1
3
4
welke waterstofbrug is (on)juist getekend?

1     .....

2    geen H-brug tussen H en H

3    geen H-brug tussen H en H

4    .....
2

Slide 25 - Sleepvraag

Atoombinding
Vanderwaalsbinding
Waterstofbrug
sleep de juiste eigen-schapen naar de passende binding.
tussen moleculen
tussen moleculen
tussen atomen
zeer sterkste binding
redelijk sterke binding
zwakke binding
niet weergegeven
weergeven als streepje
weergeven als stippellijn

Slide 26 - Sleepvraag

HW
lees 4.2
maak opg 11, 13, 14, 15, 16, 17

Slide 27 - Tekstslide