Betoog vaccinaties

Vandaag

  • Uitleg betoog
  • Oefenen argumentatie / signaalwoorden
  • Een betoog schrijven
  • Afronden - Beter spellen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag

  • Uitleg betoog
  • Oefenen argumentatie / signaalwoorden
  • Een betoog schrijven
  • Afronden - Beter spellen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het standpunt van Arjen Lubach?
A
Je kunt ouders niet verplichten hun kind te laten vaccineren.
B
De overheid moet ouders verplichten hun kinderen te laten vaccineren.
C
Ouders moeten hun kinderen laten vaccineren.
D
De overheid moet ouders afraden hun kinderen te laten vaccineren.

Slide 3 - Quizvraag

Betoog schrijven

Slide 4 - Tekstslide

Na deze les:
  • weet je welke regels horen bij een betoog.
  • kan je voor- en tegenargumenten bedenken.
  • kan je tegenargumenten weerleggen.
  • kan je een betoog schrijven.
  • weet je een bron te gebruiken en te vermelden.

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je over het schrijven van een betoog?

Slide 6 - Open vraag

Betoog
  • Een betoog is een tekst waarin jij jouw standpunt geeft over een stelling.
  • Het doel is om de lezer te overtuigen van jouw mening.
  • Dit doe je door argumenten te noemen die jouw standpunt onderbouwen.

Slide 7 - Tekstslide

Standpunt
Een standpunt is de mening die iemand (in dit geval jij) heeft over een onderwerp.

Bijvoorbeeld: De jeugdzorg moet weer centraal geregeld worden.

Slide 8 - Tekstslide

Soorten argumenten
  • Argument - emotief/subjectief versus feitelijk/objectief
  • Tegenargument 
  • Weerlegging

Slide 9 - Tekstslide

Argument
  • Met een argument onderbouw je je mening/standpunt (emotief/subjectief versus feitelijk/objectief)

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
Standpunt: 'Ik vind dat we meer moeten doen tegen de 
opwarming van de aarde.'

argument?

Slide 11 - Tekstslide

Tegenargument
Een tegenargument is een argument tegen je standpunt.

In een betoog ga je ook proberen een argument van de tegenpartij onderuit te halen/te verzwakken.


Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
Standpunt: 'Ik vind dat we meer moeten doen tegen de 
opwarming van de aarde.'

Tegenargument?

Slide 13 - Tekstslide

Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
Standpunt: 'Ik vind dat we meer moeten doen tegen de 
opwarming van de aarde.'


Tegenargument: Opwarming en afkoeling van de aarde gebeurt al miljoenen jaren en komt niet alleen door de mens.

Weerlegging?

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
Weerlegging: De toename van CO2 zorgt voor een temperatuurstijging op aarde. Dit komt vooral door de verbranding van aardolie, aardgas en steenkool en daar is de mens verantwoordelijk voor. 

Slide 16 - Tekstslide

Signaalwoorden mening


ik vind, volgens ons, lijkt mij, naar mijn mening, zij denkt

Slide 17 - Tekstslide

Signaalwoorden argument
 dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want.

Slide 18 - Tekstslide

Signaalwoorden  tegenargument
 dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want. Een tegenargument en een weerlegging geven vaak een tegenstellend verband aan: tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, (aan de ene kant …) aan de andere kant.

Slide 19 - Tekstslide

Opbouw betoog
  • Plaats boven je betoog een pakkende titel
  • inleiding (aandacht lezer trekken, introductie onderwerp, stelling + standpunt)
  • middenstuk (voorargumenten, tegenargumenten, weerleggingen)
  • slot (herhaling standpunt met belangrijkste argumenten, conclusie, uitsmijter)
  • Al deze onderdelen zijn losse alinea's!

Slide 20 - Tekstslide

1. Voor het schrijven (schrijfschema)
Structuur
Onderdeel
Alinea
Inleiding
- Aandacht lezer trekken: anekdote, voorbeeld, vraag, etc. 
- Introduceren onderwerp: waar gaat je betoog over?
- Standpunt duidelijk maken: je wil dat de lezer jouw kant kiest.
1 of 2







Middenstuk
- Voorargumenten: onderbouwen van je standpunt.
- Tegenargument
- Weerleggen tegenargument
Elk argument in een aparte alinea. Begin met signaalwoorden: 
Ten eerste... Vervolgens... Ook... etc. 
Signaalwoorden "maar" en "echter"

Slot
- Samenvatten: herhalen standpunt + belangrijkste argumenten.
- Conclusie
- Uitsmijter
1 of 2

Slide 21 - Tekstslide

2. Tijdens het schrijven
Denk aan:
 hoofdletters/kleine letters
spelling
interpunctie
alinea's 
bron


Slide 22 - Tekstslide

3. Afronden
Nog eens goed doorlezen

Alle argumenten op de juiste plek?
Goed gebruik gemaakt van signaalwoorden?
Heeft elk argument een eigen alinea?
Spelling/interpunctie?
Bron

Slide 23 - Tekstslide

In welk onderdeel zet je je argumenten?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 24 - Quizvraag

Een weerlegging is....
A
een zwak argument
B
een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is
C
een argument dat laat zien dat een tegenargument sterk is
D
een sterk argument

Slide 25 - Quizvraag

In het slot...
A
herhaal je je standpunt + argument(en)
B
noem je al je argumenten
C
geef je nieuwe informatie

Slide 26 - Quizvraag

Voorbereiding betoog schrijven
  • Lees de 2 informatieve teksten - markeer eventueel zinnen die je kunt gebruiken voor je argumentatie.
  • Format Betoog
  • Voorbeeld van een betoog

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag: schrijf een betoog
Onderwerp: vaccineren tegen kinderziekten
1) Inleiding: geef aanleiding of verhaaltje + formuleer je standpunt
2) Kern: Geef minimaal twee argumenten en gebruik hierbij ook de gegevens uit het artikel 'RIVM bezorgd' en 'Steeds minder baby's en peuters gevaccineerd'. Ondersteun je argumenten met twee voorbeelden.
3) Geef een tegenargument en weerleg deze.
4) Slot: samenvattende/conclusie in één zin
5) Zet je naam onder je betoog


Slide 28 - Tekstslide