Spelling 2 vwo spelling (werk-)woorden deel 2

Spelling (werk-)woorden 2 vwo
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Spelling (werk-)woorden 2 vwo

Slide 1 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
katoenen truitje
A
aan elkaar
B
los

Slide 2 - Quizvraag

Welke regel pas je toe?
Leg je antwoord uit:

Slide 3 - Open vraag

Aan elkaar of los?
er onder door
A
aan elkaar
B
los

Slide 4 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
te laat komen
A
aan elkaar
B
los

Slide 5 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
lange afstands loper
A
aan elkaar
B
los

Slide 6 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
twaalf duizend
A
aan elkaar
B
los

Slide 7 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
drie miljard
A
aan elkaar
B
los

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
De kleermaker herstelt/hersteld het gat in mijn nieuwe rok.
A
herstelt
B
hersteld

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
De trein is door de veel te hoge snelheid ontspoort/ontspoord.
A
ontspoort
B
ontspoord

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
Als je deze plant niet met water besproeit/besproeid, verdort/verdord hij
A
besproeit, verdort
B
besproeid, verdort
C
besproeit, verdord
D
besproeid, verdord

Slide 11 - Quizvraag

De jury heeft de tekst beoordeelt/beoordeeld en bepaalt/bepaald de prijs.
A
beoordeelt, bepaalt
B
beoordeeld, bepaalt
C
beoordeelt, bepaald
D
beoordeeld, bepaald

Slide 12 - Quizvraag

werkwoordtijden
Werkwoorden kunnen in verschillende tijden staan:

- in de tegenwoordige of verleden tijd
                               en
- in de voltooide en onvoltooide tijd



Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordtijden
De 4 werkwoordtijden zijn dan: 

Onvoltooid:             1. tegenwoordige tijd (o.t.t.) - hij fietst
                                     2. verleden tijd (o.v.t.) - hij fietste

Voltooid :                 3. tegenwoordige tijd (v.t.t.) - hij heeft gefietst
                                     4. verleden tijd (v.v.t) - hij had gefietst


Slide 14 - Tekstslide

Wat is de ww-tijd? Zie lesboek
Roos heeft een nieuw boek gekocht.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de ww-tijd? Zie lesboek
Ik had de som al 3x uitgerekend.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de ww-tijd? Zie lesboek
Waarom vond jij Joost Klein een goede inzending?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de ww-tijd? Zie lesboek
Rosa zou op bezoek gekomen zijn.
A
vtt
B
vvt
C
vttt
D
vvtt

Slide 18 - Quizvraag