17-04-2023 última clase

Hoy es el 17 de abril de 2023
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansBeroepsopleiding

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoy es el 17 de abril de 2023

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
TB:
  • p.58, ej. 9
  • p.59, ej. 10 a/b
WB.:
  • p. 60 t/m 62, ejs. 14, 15, 16a, 17
  • Reglas y Sistemas
El Perfecto

Slide 2 - Tekstslide

Viajar en autobús/metro/tren   pag. 58/62

Slide 3 - Tekstslide

Viajar en autobús/metro/tren   pag. 58/62
¿Qué tienes que hacer esta semana?
Tengo que estudiar español
Tengo que trabajar en el restaurante
Tengo que hacer los deberes

¿Y tú?, ¿Qué tienes que hacer esta semana?: Schrijf 3 zinnen 
Moeten: 
Tener que+ infinitief

Slide 4 - Tekstslide

TENER QUE
  • ¿Qué tienes que hacer en el mes de mayo?
  • ¿Qué tienes que hacer antes de ir de vacaciones?

Slide 5 - Tekstslide

TB:
p.58, ej. 9
p.59, ej. 10 a/b

WB: 
p. 60, ejs. 14, 15
p.61, ejs. 16a, 17

Slide 6 - Tekstslide

46
regels op pag.131/10.2
cruzar
girar
tomar
TB: 
p.59

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Botero, pintor colombiano

Slide 9 - Tekstslide

Rangtelwoorden: Los ordinales

Slide 10 - Tekstslide

 Klinkerwisseling e - i, zie 7.1.2 p.122
                                 Seguir -pedir- decir
sigo (verdergaan)
sigues
sigue
seguimos
seguís
siguen
pido (vragen)
pides
pide
pedimos
pedís
piden
digo (zeggen)
dices
dice
decimos
decís
dicen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

subir 
instappen

Slide 14 - Tekstslide

(i)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

X
Estás en "X", desde ahí tienes que ir .....:
- primero al museo.
- después a almorzar al restaurante
- Por último al supermercado para hacer la compra.
INDICA EL CAMINO

Slide 17 - Tekstslide

Tarea 2 pag. 80
8
9
10
11
12
oplossing
6. mensaje 1 b
7. mensaje 2 c
8. mensaje 3 a
9. mensaje 4 i
10.mensaje 5 h

Slide 18 - Tekstslide


WB: 
p. 60, ejs. 14, 15
p.61, ejs. 16a, 17
Reglas y Sistemas

Slide 19 - Tekstslide

En Colombia con Belinda

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
In het Nederlands gebruik je om de v.t.t. te maken het hulpwerkwoord hebben of zijn + voltooid deelwoord

Ik heb gewerkt.
Zij zijn naar het werk gegaan.

Slide 23 - Tekstslide

Present Perfecto (v.t.t.)
 In het Spaans gebruik je om de v.t.t. te maken het
hulpwerkwoord haber + participio (= voltooid deelwoord)

He trabajado = Ik heb gewerkt
Han ido al trabajo  = Zij zijn naar het werk gegaan

 

Slide 24 - Tekstslide

voltooid deelwoord=

participio

   ww op -ar= ado    cant ado 

    ww op -er= ido    com ido   

 ww op -ir= ido       viv ido

let op:

het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord staan altijd bij elkaar!!!!!

hulp-ww

Haber:


(Yo)                      he

(Tú)                      has

(Él, ella, ud.)       ha

(nosotros/-as)    hemos

(vosotros/-as)     habéis

(Ellos/-as, uds.)   han

Slide 25 - Tekstslide

Ejemplos
1. He visitado el museo.              Ik heb het museum bezocht.
2. ¿Has trabajado hoy?               Heb jij vandaag gewerkt?
3. Pablo no ha comido.                Pablo heeft niet gegeten
1. Hemos bebido vino.                 Wij hebben wijn gedronken.
2. ¿Habéis vivido en Cuba?       Hebben jullie in Cuba gewoond?
3. Han dormido mucho.              Zij hebben veel geslapen.
  

Slide 26 - Tekstslide

Formas irregulares

Onregelmatige vormen 

(Zie paragraaf 7.4 p.126)


abrir - abierto
decir - dicho
hacer - hecho
poner - puesto
ver - visto
escribir - escrito
volver - vuelto
Ojo:
ir - ido
ser - sido
leer - leído



romper-roto
freír - frito

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de Perfecto? (1)
Voor gebeurtenissen in het verleden die een verband hebben met het heden. De Perfecto komt vaak voor in combinatie met  hoy, esta semana, este año, etc.
  • Hoy he trabajado mucho
  • Esta semana he aprendido mucho en la clase de español
  • Este año he viajado a Sevilla

Slide 29 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de Perfecto?
Voor gebeurtenissen waarvan het tijdstip niet van belang is. Vaak in combinatie met alguna vez, muchas veces, todavía (no), ya, (no)...nunca
  • ¿Alguna vez has probado el sushi?
  • Nunca he viajado a latinoamérica
  • Ya he terminado mis deberes

Slide 30 - Tekstslide

1. (nosotros) jugar................... al fútbol hoy.
2.¿(vosotros) comer.......................paella alguna vez?
3.(ellos) ir....................................al cine este mes.
4.¿(tú) comprar.............................................. la tarta para la fiesta?
5.Tu madre celebrar............................................su cumpleaños esta semana.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Repaso de las unidades 5 y 6

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Adiós con el corazón
que con el alma no puedo
al despedirme de ti, de sentimiento me muero.

Slide 36 - Tekstslide

Adiós
Buenas vacaciones y hasta septiembre

Slide 37 - Tekstslide