Spieren werking

Spieren
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Spieren

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt de werking van spieren beschrijven
je kent de celademhaling
je kent het begrip antagonisten

Slide 2 - Tekstslide

Spieren
Veel spieren zitten aan botten vast met skeletspieren. Door deze skeletspieren beweeg je je lichaam. 

Alle skeletspieren samen vormen je spierstelsel

Slide 3 - Tekstslide

De opbouw van een spier

Slide 4 - Tekstslide

bouw spieren

Slide 5 - Woordweb

Spierfibrillen
Een spierfibril bestaat uit 2 soorten eiwitdraden, die filamenten heten.
  • Myosine (donkere band)
  • Actine (lichte band)

Door impulsen schuiven actine en myosine in elkaar, daardoor wordt de spiervezel korter.


Slide 6 - Tekstslide

Binnen in de sarcomeer bestaat de A - band uit
A
myosine + actine
B
enkel actine
C
enkel myosine

Slide 7 - Quizvraag

Spierwerking

Slide 8 - Tekstslide

Spieren zitten via ….. vast aan botten
Ze zijn opgebouwd uit allemaal....
Die vezels kunnen …….. Zodat de spier korter en langer wordt
Spieren werken pas als ze een seintje krijgen uit de ……
De ……. geven dit seintje door aan de spieren
pezen
spiervezels
in en uit elkaar schuiven

hersenen

zenuwen

Slide 9 - Sleepvraag

werking 
Wordt een spier geprikkeld via een motorische zenuw, dan komen er Ca2+ -ionen vrij die zich verspreiden tussen de actine- en myosinefilamenten,
waardoor interactie ontstaat tussen beide filamenten

Slide 10 - Tekstslide

De myosinekopjes hechten zich vast aan actine.
=> kopjes buigen
=> actine-filamenten naar binnen trekken
=> Z - lijnen dichter bij elkaar
=> de sarcomeer wordt korter en dikker 
=> spier korter en dikker 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Skeletspieren
Motorisch eindplaatje:
het uiteinde van een vertakt zenuwvezel 
van een bewegingszenuwcel

Motorische eenheid:
alle spiervezels die via motorische eindplaatsjes in verbinding staan
 met één bewegingszenuwcel

Spier
spierbundel
spiervezel
spierfibril

Slide 13 - Tekstslide

De aansturing van een spier
Motorische eenheid (motor unit) = zenuwvezel + aantal spiervezels

Slide 14 - Tekstslide

- per spier vele motorische eenheden 
- hoe meer motorische eenheden geprikkeld worden, hoe sterker de spier samentrekt.
-  alle vezels in 1 eenheid trekken samen
- coördinatie vanuit hersenen
- grove bewegingen: veel vezels per motorische eenheid
- fijne bewegingen: beperkt aantal vezels per motorische eenheid










Slide 15 - Tekstslide

Wat is een motorische eenheid?
A
Een groepje zenuwvezels
B
Een groepje spiervezels die altijd tegelijk samentrekken
C
Een groepje spieren die altijd tegelijk samentrekken
D
zenuwvezel + aantal spiervezels

Slide 16 - Quizvraag

Invloed van training
A
B
C
A: Spiervezel nog niet in omvang toegenomen.
B: Na training nog niet in omvang toegenomen; echter werken er meer spiervezels mee (intramusculaire coordinatie).
C: Niet alleen meer vezels werken mee, ook de spiervezels zijn in omvang toegenomen (hypertrofie)

Slide 17 - Tekstslide

Soorten spiervezels
Spiervezeltype 1 = Slow Twitch
  • rode vezels
  • bevat veel mitochondriën
  • hoge aerobe capaciteit
  • Duurkracht
Spiervezeltype 2 = Fast Twitch
  • witte vezels
  • groter dan type 1 
  • gemiddelde/lage aerobe capaciteit 
  • (sub)maximale kracht

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Fast Twitch en Slow Twitch

Slide 20 - Tekstslide

de marathonloper heeft meer type II vezels dan een sprinter
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Spierstofwisseling
chemische energie aanwezig in de vorm van een reservesuiker, nl. glycogeen. 









Slide 22 - Tekstslide

Spierstofwisseling
Een spier in werking verbruikt ongeveer 15 keer meer energie als een spier in rust.

beweging: 
glycogeen in de spieren => glucosemoleculen 
glucose wordt verbonden met zuurstof => energie: CELADEMHALING
afvalstoffen: water en kooldioxide

.

Slide 23 - Tekstslide

Spierstofwisseling
Aëroob proces: energie uit glucose wordt vrijgemaakt door zuurstof.

Anaëroob proces: energie uit glucose wordt vrijgemaakt zonder zuurstof. Er ontstaat melkzuur en dit wordt als afvalstof afgegeven aan het bloed. Een grote hoeveelheid melkzuur zorgt voor pijnlijke en vermoeide spieren (spierpijn). Er is minder controle over de spieren. Bij teveel melkzuur kan er spierkramp optreden.




Slide 24 - Tekstslide

+
=>
+
reservesuiker glycogeen wordt omgezet in
H2O
zuurstof
glucose
koolstofdioxide
water

Slide 25 - Sleepvraag

Wat is een afvalstof bij de anaerobe spierstofwisseling?
A
glucose
B
zuurstof
C
melkzuur
D
glycogeen

Slide 26 - Quizvraag

Welk stofwisselingsproces veroorzaakt melkzuur?
A
aberoob proces
B
aëroob proces
C
anaëroob proces
D
bij alle soorten spierstofwisseling

Slide 27 - Quizvraag

Antagonistisch paar

Spieren werken samen.

Elke spier heeft een antagonist: een spier die de tegenovergestelde beweging maakt.

Buigspieren en strekspieren.


Beide typen zijn ook nodig om houding te kunnen vasthouden. 



Slide 28 - Tekstslide

Wat zijn antagonisten
A
Spieren met een zelfde werking
B
Spieren met een tegenovergestelde werking

Slide 29 - Quizvraag

Wat zijn GEEN antagonisten?
A
Rugspier en buikspier
B
Quadriceps en hamstrings
C
Scheenbeenspier en kuitspier
D
Kuitspier en bovenbeenspier

Slide 30 - Quizvraag

Leerdoel behaald?
Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven.

Slide 31 - Tekstslide