unit 1 oefenen

unit 1 oefenen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

unit 1 oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De "present simple" is de __________ tijd.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je AL over de present simple 1:
Hoe ONTKEN je een zin in de present simple?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je AL over de present simple 2:
Hoe maak je een VRAAG in de present simple?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Present Simple
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
ww + -ed
B
hele ww (bij I, you, we, they) hele ww + s (bij he, she, it)
C
SHIT-regel

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
Present Simple:
Kies een voorbeeld van de present simple.
A
He travels to work four times a week.
B
He travelled to work four times a week.
C
He is travelling to work.
D
He has travelled to work.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
Welke zin staat NIET in de Present Simple?
A
Dogs wag their tail when they are excited.
B
Sarah usually runs to school.
C
Cats tend to scratch things.
D
Jeffrey has been cycling for hours.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
welke zin is present simple?
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 10 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

She walks to school every morning.
Maak de zin ontkennend (-)

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

She walks to school every morning.
Maak een vraagzin (?)

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I dance every evening.
Maak de zin ontkennend (-)

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I dance every evening.
Maak een vraagzin (?)

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

have got / has got

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent have (got)?
A
zijn
B
hebben gehad
C
hebben
D
krijgen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Have Got of Has Got?
A
They have got no school on Monday
B
They has got no school on Monday

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
... Jamie ... (have got) tatoos.
A
have not got
B
have got
C
has not got
D
has got

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je zegt have got bij
A
I, you, we, they
B
he, she, it

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
They ... (not - have got) three sisters.
A
has not got
B
have got
C
have not got
D
has got

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
My dad ... (have got) blue eyes.
A
has got
B
have got
C
had got

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a / an

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

child
apple
house
uniform
hour
M&M
A
A
A
An
An
An

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

a of an
........ phone
...... apple
....... elephant
...... bike
an 
a
An 

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

An
An
An
A
A

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Words

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bord

(verkeer)

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

rotonde

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vroeg

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

volgen

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

zeker

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

bijvoorbeeld

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

serieus

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

deel

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

nog niet

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Done?
- woordjes leren via Quizlet
- woordjes leren via boek met klasgenoot
- opdrachten maken in boek (words / grammar)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Done?
Finish all the assignments in your book that says ''words'' or ''grammar''.
OR
Practice the words on Quizlet or with your classmate

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies