Powerles unit 5

Powerles unit 5
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Powerles unit 5

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden? Kies de juiste optie.
She answered correct / correctly and won the prize.
A
correct
B
correctly

Slide 4 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden? Kies de juiste optie.
We can easy / easily win this game.
A
easy
B
easily

Slide 5 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden? Kies de juiste optie.
Last time I saw him he looked very old / oldly.
A
old
B
oldly

Slide 6 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden? Kies de juiste optie.
Please fill in your personal / personally details here.
A
personal
B
personally

Slide 7 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden? Kies de juiste optie.
She was crying dramatical / dramatically when I came in.
A
dramatical
B
dramatically

Slide 8 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden? Kies de juiste optie.
The soup tasted terrible / terribly.
A
terrible
B
terribly

Slide 9 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden? Kies de juiste optie.
Do you know Matthew good / well?
A
good
B
well

Slide 10 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden? Kies de juiste optie.
The view from the cliff was incredible / incredibly.
A
incredible
B
incredibly

Slide 11 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden? Kies de juiste optie.
They asked some very painful / painfully questions.
A
painful
B
painfully

Slide 12 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden? Kies de juiste optie.
The dog was breathing heavy / heavily.
A
heavy
B
heavily

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van will of shall of won’t.
(?) ___________ (we - to go) canoeing next weekend?
A
will
B
shall
C
won't

Slide 15 - Quizvraag

Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van will of shall of won’t.
(–) ____ (they - to win) a match without practise.
A
will
B
won't
C
shall

Slide 16 - Quizvraag

Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van will of shall of won’t.
(?) _____ (I - to pick) you up after basketball practice?
A
will
B
shall
C
won't

Slide 17 - Quizvraag

Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van will of shall of won’t.
(–) _____________________ (they - to stay) here all day.
A
will
B
won't
C
shall

Slide 18 - Quizvraag

Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van will of shall of won’t.
(?) ___________ (I - to meet) you outside the cinema?
A
will
B
won't
C
shall

Slide 19 - Quizvraag

Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van will of shall of won’t.
(–) ___________________ (he - to be) on time for class.
A
will
B
shall
C
won't

Slide 20 - Quizvraag

Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van will of shall of won’t.
(?) _______________ (we - to carry) those heavy boxes?
A
will
B
shall
C
won't

Slide 21 - Quizvraag

Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van will of shall of won’t.
(-)_________________ (he - to come) into town with us.
A
will
B
won't
C
shall

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van de present perfect in.
She _______________________ to India twice. (to be)

Slide 26 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de present perfect in.
My parents ____ me a lot since I lost my job. (to help)

Slide 27 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de present perfect in.
He _______________ his teeth yet. (not/to brush)

Slide 28 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de present perfect in.
(–) No, ________________________________ (I - to see) them for a long time.

Slide 29 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de present perfect in.

Slide 30 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de present perfect in.

Slide 31 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de present perfect in.

Slide 32 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de present perfect in.
___________________ your hair before? (you/to dye)

Slide 33 - Open vraag