Examentraining leervaardigheden

Examentraining leervaardigheden
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examentraining leervaardigheden

Slide 1 - Tekstslide

Wat zet je in een antwoord?
1. Waarom hebben organismen voeding nodig?
Om te blijven leven.

Alles bij biologie draait om het leven (de studie van het leven) dit is niet specifiek genoeg. Je moet uitleggen waarom het organisme niet kan blijven leven in deze situatie.

Slide 2 - Tekstslide

Deze twee woorden mag je niet gebruiken:
Het woord alles verwerken in je antwoord.
Alles omvat wel heel veel. Wat dan precies?

Het woord niets in je antwoord.
Niets is wel heel weinig? Wat dan niet?


Slide 3 - Tekstslide

Begin een zin met een onderwerp
Beginnen met dus, want, omdat, mag niet!
Dus, want omdat staat in het midden van een zin. Je kan je antwoord daar niet mee beginnen. Voorbeeld:
Een organisme heeft voedsel nodig, omdat voedsel bouwstoffen en brandstoffen bevat, organismen hebben dit nodig om te groeien, te bewegen en gezond te blijven zodat ze kunnen overleven.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat je bedoeld!
Binnen je antwoord gebruik maken van het, zij, hij , die , dat , enz.
Wat is de functie van kransslagaders?
Fout antwoord:
Die brengen er zuurstof naar toe.
Maak er een goed antwoord van.

Slide 5 - Tekstslide

Maak een goed antwoord van deze zin:
Die brengen er zuurstof naar toe.

Slide 6 - Open vraag

Feit of mening
MENING: iets dat iemand vindt
-  Het is al laat.
-  Chocolade is lekker.
FEIT: iets dat zo is, dat staat vast
Feiten zijn dingen die je kunt controleren en dingen die bijvoorbeeld onderzocht zijn.
- Het is nu twaalf uur.
- In deze chocoladereep zit suiker. 

Slide 7 - Tekstslide

Bronnen 
Biologische bronnenmateriaal 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Je moet een grafiek maken over leeftijd en lengte.
Waar zet je de leeftijd?
A
onderaan, de x as
B
aan de zijkant, y as

Slide 15 - Quizvraag

examenopdracht 1. 

Slide 16 - Tekstslide

Welk type grafiek zou jij maken?
A
lijndiagram
B
staafdiagram
C
cirkeldiagram
D
histogram

Slide 17 - Quizvraag

Grootheid

Kun je meten.
Eenheid

Waarin je hebt gemeten.


Voor een eenheid kun je een getal zetten, voor een grootheid niet.

Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn grootheden?
  • Massa
  • Gewicht
  • Tijd 
  • Lengte
  • Volume
  • Temperatuur
Afgeleide grootheid
  • Snelheid

Slide 19 - Tekstslide

rekenen met grootheden en eenheden. 

Slide 20 - Tekstslide

biologische begrippen

Slide 21 - Tekstslide

3.7 
biologische begrippen 

Slide 22 - Tekstslide

3.8 
hulpmiddelen 

Slide 23 - Tekstslide

3.8 
hulpmiddelen
Een indicator is een aanwijs stof, die bewijst dat de stof aanwezig is.

Kalkwater indicator voor CO2

Slide 24 - Tekstslide

3.8 
hulpmiddelen 

Zetmeel kan je aantonen met jodium. De jodium kleurt dan blauwzwart.

Slide 25 - Tekstslide

Examenopdracht 2 
Geef de naam van de indicator die Paul en Ria hebben gebruikt. 

Slide 26 - Tekstslide

antwoord:
A
Jodium
B
Kalkwater
C
Rodekool sap

Slide 27 - Quizvraag

3.8 
Hulpmiddelen 
determinatiekaart 

Slide 28 - Tekstslide

3.8 
Hulpmiddelen 
determinatietabel 

Slide 29 - Tekstslide

3.9 
Onderzoek 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

schrijf een conclusie

Slide 32 - Tekstslide

Wat is een goede conclusie?
A
Jongen die door beide ouders gevoerd worden groeien sneller dan jongen die door 1 ouder worden gevoerd
B
als alleen vrouwtjes voeren groeien de jongen de eerste 3 dagen even hard als dat allebei de ouders voeren

Slide 33 - Quizvraag