Thema 2, week 4 Werkwoordendictee

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord.

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijwoord
3. Werkwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.

1. auto is bijvoeglijk naamwoord
2. Jan is bijvoeglijk naamwoord
3. nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

De waarzegger keek in de kristallen bol.

KRISTALLEN  IS EEN ...

1. zelfstandig naamwoord
2. stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Wat weet jij over het voltooid deelwoord.

Wat is het voltooid deelwoord van..

ETEN

Wat is het voltooid deelwoord van..

combineren

Wat is het voltooid deelwoord van..

kneuzen

Lesdoel

Ik kan het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden correct spellen.

Mats heeft het cadeau ingepakt.

Mats geeft het ingepakte cadeau aan de juf.

Wij hebben de wedstrijd gewonnen.

Wij hebben de tekening betaald.

De ........... wedstrijd.

De ......... rekening.

De tafel is gedekt.

De ........ tafel.

Voltooid deelwoord.

Schrijf het voltooid deelwoord op je wisbord.

Gebruik je een volooid deelwoord bijvoeglijk, dan komt er vaak een -e- achter het voltooid deelwoord.

Wanneer het voltooid deelwoord op –en eindigt, dan schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord hetzelfde.

Stappenplan

WERKWOORD: DWEILEN

De ........ vloer.

WERKWOORD: HAASTEN

De ........ man.

WERKWOORD: ZINGEN

Het ........ lied.

Aan het werk

 Thema 2, week 4

Werkwoordendictee