AK - Systeem Aarde 7.1 - Het zonnestelsel en de aarde

   Systeem Aarde - 7
Weer en klimaat




7.1  - Zonnestelsel en aarde
7.2  - Het weer en neerslag
7.3  - Klimaat zones en en klimaatfactoren
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

   Systeem Aarde - 7
Weer en klimaat




7.1  - Zonnestelsel en aarde
7.2  - Het weer en neerslag
7.3  - Klimaat zones en en klimaatfactoren

Slide 1 - Tekstslide

7.1 - Het zonnestelsel en de aarde
Aan het einde van de les kan je:
  • De zon beschrijven met gebruikmaking van de begrippen: corona, zonnevlammen, mantel, fotosfeer, kern en convectiezone.
  • Het begrip zonnestelsel omschrijven.
  • Een aantal verschillende hemellichamen noemen.
  • Aangeven hoe de aarde is opgebouwd. Gebruik daarbij de begrippen: aardkorst, mantel, kern en atmosfeer.
  • Op een wereldbol de noordpool, zuidpool en evenaar aangeven. Je kunt omschrijven wat parallellen en wat meridianen zijn.
  • De positie van een plaats op de aarde aangeven door gebruik te maken van lengtegraad en breedtegraad.
  • Aangeven in hoeveel dagen de aarde ongeveer rond de zon draait en je kunt uitleggen waarom er schrikkeljaren zijn ingevoerd.
  • Uitleggen waarom er zomer en winter is.
  • Uitleggen waarom er dag en nacht is.
  • Het begrip tijdzone omschrijven en aangeven hoeveel tijdzones er zijn op aarde






Slide 2 - Tekstslide

De Zon
De zon is een doodgewone gele ster, waarvan er miljarden andere zijn. Veel sterren die je vanavond misschien ziet, zijn identiek aan de zon. Ze staan alleen miljoenen keren verder weg.

Corona
De uitgerekte atmosfeer rond de zon noem je de corona. Tijdens een zonsverduistering is de corona korte tijd prachtig zichtbaar.
Zonnevlammen
Een zonnevlam is een explosie op het oppervlak van de zon. Die explosie ontstaat door het plotseling vrijkomen van een grote hoeveelheid energie.
Fotosfeer
De zichtbare buitenkant van de zon noem je de fotosfeer. De fotosfeer is de laag waar het voor ons zichtbare licht vandaan komt.
Mantel
Het gedeelte rond de kern wordt de mantel genoemd. De mantel wordt naar buiten toe steeds minder dicht en ook steeds minder heet.
Kern
Het binnenste deel van de zon noem je de kern. De kern heeft een doorsnede van 200.000 km. Hier is de temperatuur het hoogst, ruim 15 miljoen graden
Convectiestromen
De convectiezone is het gebied tussen de mantel en de fotosfeer. Vanuit dit gebied stijgen hete gasbellen op naar de buitenkant van de zon.

Slide 3 - Tekstslide

De Aarde
De aarde is vanaf de zon gezien de derde planeet in ons zonnestelsel. De aarde draait in één jaar rond de zon.

Op aarde komt leven voor. Tot op heden is er nog geen ander leven ontdekt op andere planeten binnen ons zonnestelsel of daarbuiten.






Slide 4 - Tekstslide

De atmosfeer
Rond de aarde bevindt zich de atmosfeer of dampkring. De atmosfeer is door de zwaartekracht aan de aarde gebonden. Zonder atmosfeer is er geen leven mogelijk op aarde.


De ozonlaag is een laag in de atmosfeer.
De ozonlaag beschermt ons tegen schadelijke uv-straling. Uv-straling is afkomstig van de zon en kan huidkanker veroorzaken. De ozonlaag bevindt zich op ongeveer 30 km hoogte.





Slide 5 - Tekstslide

De evenaar

De evenaar is een denkbeeldige lijn op het aardoppervlak.

De lijn loopt in het midden tussen de Noordpool en de Zuidpool.

De evenaar deelt de aarde in een zuidelijk halfrond en een noordelijk halfrond.


 





Slide 6 - Tekstslide

Parallellen en meridianen

De denkbeeldige lijnen op aarde die evenwijdig lopen aan de evenaren worden parallellen of breedtecirkels genoemd.

Meridianen zijn denkbeeldige lijnen op het aardoppervlak die door de beide polen gaan.
De nulmeridiaan verdeelt de aarde in een oostelijk en westelijk halfrond.
Evenaar
Nulmeridiaan

Slide 7 - Tekstslide

Lengtegraden en breedtegraden



Als je de positie van een plaats op de aarde wilt aangeven gebruik je de lengtegraad en de breedtegraad.

Slide 8 - Tekstslide

Breedtegraden
De breedtegraad varieert van 0° tot 90° met de toevoeging NB (noorderbreedte op het noordelijk halfrond) of ZB (zuiderbreedte op het zuidelijk halfrond).

Slide 9 - Tekstslide

Lengtegraden 
De lengtegraad varieert van 0° tot 180°, met de toevoeging OL (oosterlengte, ten oosten van de nulmeridiaan, op het oostelijk halfrond) of WL (westerlengte, ten westen van de nulmeridiaan, op het westelijk halfrond).

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Dag en nacht
In de zomer hebben we meer uren zon dan in de winter. Dat we in de zomer meer uren zon hebben dan in de winter komt doordat de aardas iets schuin staat.

Landen op het noordelijk halfrond liggen zomers langer in de zon. Op het zuidelijk halfrond is dat net andersom. De grens tussen het noordelijk en zuidelijk halfrond is de evenaar. 

Landen die op de evenaar liggen hebben 's zomers en 's winters evenveel uren zon.



Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Tijdzones
Op aarde zijn er 24 verschillende tijdzones.
Een tijdzone is een gebied met gelijke (standaard)tijd.
De tijd in een tijdzone wordt vergeleken met de tijd in tijdzone 0.
Londen ligt in tijdszone 0.
Amsterdam ligt in tijdzone +1.

Slide 14 - Tekstslide

Maan gestalten
De maan draait in ongeveer 28 dagen om de aarde. Als het bij ons donker is, zien we vaak de maan. Maar de maan staat net zo vaak overdag aan de hemel, maar ze valt dan minder goed op.

Je spreekt van een volle maan als de maan met de volledig verlichte kant naar ons toe staat. Zie je de helft van de maan, dan spreek je van een halve maan. Bij een wassende maan is de maan in het eerste kwartier: de maansikkel wordt steeds groter.

Na de volle maan is de maan in het laatste kwartier en wordt de maan steeds kleiner; je spreekt van afnemende maan.
Wordt de maan van achteren belicht dan zie je de maan niet; je spreekt dan van nieuwe maan.





Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Andere hemellichamen
Planetoïden (asteroïden)
Zijn rotsachtige hemellichamen. Ze draaien in een baan rond de zon. De grootste is Ceres (doorsnee van 1.000 km).

Kometen (staartsterren)
Kometen bestaan onder andere uit bevroren water en rots-deeltjes. Kometen draaien ook om de zon. Als de komeet dicht bij de zon komt, smelt het ijs en wordt er een staart waargenomen.

Meteorieten
Meteorieten zijn brokken steen of ijzer. Meteorieten bewegen niet in een vaste baan. Soms dringt een meteoriet door de atmosfeer. De meteoriet kan dan een grote krater slaan in de aarde.







Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Maken vragen: 
  stap 1 t/m 3 + Eindopdracht = toets
stap 1 t/m 3 + Eindopdracht = toets

Huiswerk:
Maak een mindmap van de 2 leerbladen. 

Leer de begrippen

Slide 18 - Tekstslide