Les 6 .Mens en Zorg 2023/2024 nakijken hfdst 1, 2 en 3.

Mens en zorg
nakijken hfdst 1,2 en 3
Profielvak 

Mens en zorg


Les 6
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens en zorgMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Mens en zorg
nakijken hfdst 1,2 en 3
Profielvak 

Mens en zorg


Les 6

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1

Slide 2 - Tekstslide

OPDRACHT 1.02
Het verschil tussen een verzorgingshuis en verpleeghuis is:
Als door het ouder worden thuis wonen niet meer mogelijk is, dan is verhuizen naar een zorgcentrum een optie. In een zorgcentrum kun je vaak gebruik maken van verschillende vormen van ouderenhuisvesting, zoals verzorgingshuis of verpleeghuis, of een combinatie van deze twee.

- In een verzorgingshuis huren ouderen een appartement, dat in of direct naast het zorgcentrum gebouwd is. De ouderen maken dan gebruik van de indicatie Volledig Pakket Thuis (VPT). Met deze indicatie kunnen ouderen zelfstandig blijven wonen, maar ook gebruik maken van de zorg die aangeboden wordt door het zorgcentrum. Bijvoorbeeld dagactiviteiten, restaurant of verpleegzorg.

Slide 3 - Tekstslide

Vervolg 1.02

Een indicatie is een schatting van de hoeveelheid en de soort zorg die iemand nodig heeft.
- Als ouderen intensieve zorg en veel nabijheid van zorgprofessionals nodig hebben, dan is verhuizen naar een 
   verpleeghuis een goede keuze. In een verpleeghuis is 24 uur zorg, behandeling en toezicht en zijn er allerlei 
   activiteiten in een veilige omgeving. Dit valt onder de indicatie Wet Langdurige Zorg (WLZ).

Er bestaan verschillende soorten verpleeghuis­zorg:
o Psychogeriatrische verpleeghuiszorg (PG) wordt verleend aan zorgvragers met ziekten als dementie.
o Somatische verpleeghuiszorg is bestemd voor mensen met een (ernstige) lichamelijke aandoening die  
    intensieve verpleegzorg vraagt.
o Revalidatie- en herstelzorg is bestemd voor mensen die tijdelijk zorg en ondersteuning nodig hebben om te 
    herstellen van ongeval, ziekte of een operatie. Het doel is om de zorgvragers weer zelfstandig te laten  
    functioneren, zodat ze zo snel mogelijk kunnen terugkeren naar hun eigen woning.

Slide 4 - Tekstslide

OPDRACHT 1.03

Verschillende oorzaken voor het ontstaan van een verstandelijke beperking:
- Chromosoomafwijking – bijvoorbeeld Syndroom van Down, Prader Willi syndroom
- Oorzaken gedurende de zwangerschap – bijvoorbeeld door infecties bij de 
   moeder die de vrucht beschadigen (rode hond) of door gebruik van alcohol  
   tijdens de zwangerschap.
- Oorzaken ontstaan rondom de bevalling – bijvoorbeeld te vroeg geboren baby's 
   met complicaties, baby's met zuurstof tekort of bloedingen in de hersenen 
   behoren tot deze groep.


OPDRACHT 1.04
a. Auditieve beperking: variërend van volledige doofheid tot slechthorendheid.
b. Visuele beperking: variërend van volledig blind tot slechtziend.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 2

Slide 7 - Tekstslide



OPDRACHT  2.01

 

a. Lees de casus.

  • b. Ze wil ook graag contact houden met haar twee dochters en een vroegere buurvrouw.

  • c. Overdag wil ze een kopje koffie drinken met haar medebewoners en in de avond naar  

  •     haar favoriete televisieprogramma kijken.

  • d. Ze wil in haar nieuwe appartement een aantal spullen van thuis meenemen, zoals het

  •     kastje waarop alle familiefoto’s staan en de schilderijen die haar man heeft

  •     geschilderd.

  • e. Mevrouw mag niet te veel en te vettig eten.











  • Slide 8 - Tekstslide

    Slide 9 - Tekstslide

    Slide 10 - Tekstslide

    Nakijken: Antwoorden vragen blz 164 opdracht 2.03




    Observeren is het waarnemen van een persoon en het beschrijven van wat je ziet. Observatie is kijken hoe iemand zich gedraagt. Iemand bekijken en in zijn gedrag volgen.


    Hoe de zorgvrager reageert als je hem verzorgt. Of hij pijnklachten aangeeft door middel van gedrag of mimiek (wegtrekken van arm of vertrekken van het gezicht). Je kunt aan het gezicht van de zorgvrager zien of hij vermoeid is, somber of ziet hij er gelukkig uit.

    Soms kun je ruiken of iemand ziek is. Je kunt aan de adem van iemand ruiken dat hij verkouden is. In  de adem van iemand met ernstige suikerziekte zit een vleugje aceton. Je kunt ruiken of de zorgvrager naar zweet, urine of naar ontlasting ruikt.



    Je moet goed luisteren naar wat de zorgvrager je vertelt en hoe hij dit vertelt.

    Bijvoorbeeld; de zorgvrager zegt wel dat hij tevreden is over de zorg, maar de manier waarop hij het zegt is niet echt overtuigend. Soms moet je als het ware tussen de regels luisteren om te achterhalen welke zorgen de zorgvrager heeft.  


     







    Slide 11 - Tekstslide

    Nakijken: antwoorden opdracht 2.04 blz 165


    b. Je bespreekt dit met je collega’s om te horen of ook zij het gedrag van Maureen als anders 

        ervaren. Als meerdere collega’s dit hebben opgemerkt ga je het bespreken met de moeder 

        van Maureen.


  • c. Belangrijk is dat je je observatie bespreekt – wat zie je aan Maureen. Je spreekt je 

  •     ongerustheid uit. Je vraagt aan de moeder van Maureen of zij ook heeft gemerkt dat haar

  •     dochter een vermoeide indruk maakt. Samen bespreek je een plan van aanpak om te

  •     achterhalen wat er precies aan de hand is met Maureen. Voorstel kan zijn om Maureen een

  •     tijdje rustige en minder activiteiten aan te bieden. Als blijkt dat dit geen verandering   

  •    oplevert kan er gezocht worden naar lichamelijke oorzaken.

  •    Dit vraagt dan om een consult bij de huisarts.


  • Slide 12 - Tekstslide

    Slide 13 - Tekstslide

    Hoofdstuk 3

    Slide 14 - Tekstslide

    Slide 15 - Tekstslide

    Slide 16 - Tekstslide

    Slide 17 - Tekstslide

    OPDRACHT 3.06
    a.

    a. Sandra maakt geen contact. 
    Ze geeft de enveloppe af en de manier waarop ze zegt ”toe maar, post uit Australië” klinkt wat afgunstig. 
    Ze neemt zonder verder te kijken het serviesgoed mee en vertrekt.

    b. Neen, Sandra let niet op hoe mevrouw Goedhart reageert op de post. Ook heeft ze niet in de gaten dat mevrouw Goedhart haar brillenkoker heeft laten vallen.

    c. Mevrouw Goedhart reageert verschrikt. Het gaat haar allemaal te snel. Sandra die binnen komt en haar de post geeft, de brillenkoker die valt en Sandra die vervolgens weer even snel vertrekt als dat ze is binnen gekomen.

    Slide 18 - Tekstslide


    OPDRACHT 3.07
    a. Sandra heeft aandacht voor de non-verbale signalen van mevrouw Goedhart. Ze reageert op haar schrikreactie. Ze raapt direct de brillenkoker op die mevrouw Goedhart heeft laten vallen. Ze heeft aandacht voor mevrouw Goedhart.

    b. Sandra neemt de tijd om te luisteren naar mevrouw Goedhart. Ze gaat er rustig bij zitten. Ze zegt niets, maar kijkt en luistert alleen naar wat mevrouw Goedhart zegt na het lezen van de brief. Als mevrouw Goedhart gerustgesteld is staat ze op. Ze vraagt aan mevrouw Goedhart of ze de rest van het ontbijt nog wil opeten. Als dat niet het geval is ruimte ze de spullen bij elkaar en vraagt of ze kan gaan. Ze vertrekt pas na de reactie van mevrouw Goedhart.

    Slide 19 - Tekstslide


    OPDRACHT 3.08

    a. Wat vind je van de film?
    b. Welke sport beoefen jij? 
    c. Waar ga je op vakantie?
    d. Wat wil je drinken?
    e. Waar ga je naar toe als je op stap gaat? 
    f. Wat vind je van de scooter? Of.. Hoe tevreden ben je over de scooter?
    g. Welk eten vind je lekker? h. Welke kleur broek vind je het mooist of draag je het liefst?





    Slide 20 - Tekstslide

    Slide 21 - Tekstslide

    Slide 22 - Tekstslide

    Slide 23 - Tekstslide