Biologie M4 voortplanting herhaling
1 / 36
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Bevruchting in een lab
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting
Slide 2 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
A
Blaas
B
Bijbal
C
Prostaat
D
Zaadblaasje
Slide 3 - Quizvraag
Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
A
Endeldarm
B
Spermakanaal
C
Urinebuis
D
Urineleider
Slide 4 - Quizvraag
Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
A
Spermakanaal
B
Urinebuis
C
Urineleider
D
Zaadleider
Slide 5 - Quizvraag
Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
A
Bijbal
B
Blaas
C
Prostaat
D
Zaadbal
Slide 6 - Quizvraag
Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
A
Anus
B
Blaas
C
Endeldarm
D
Ruggenwervel
Slide 7 - Quizvraag
Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
A
Spermakanaal
B
Urinebuis
C
Urineleider
D
Zaadleider
Slide 8 - Quizvraag
Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
Zaden zijn een vorm van geslachtelijke voortplanting?
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De vrouwelijke voortplantingsorganen van een plant heten de ...
A
Stijlen
B
Stampers
C
Meeldraden
D
Helmknoppen
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
In welk deel van de vrouwelijke geslachtsorganen ontmoet de eicel de zaadcellen?
A
Eierstok
B
Vagina
C
Eileider
D
Baarmoeder
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De pil beschermt je…
A
tegen zwangerschap
B
tegen een soa
C
tegen zwangerschap en soa's
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Tijdens de zwangerschap blijven de menstruaties doorgaan.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
ander woord voor menopauze
A
Een pauze dag tijdens het ongesteld zijn
B
Dat er geen eisprongen meer zijn
C
Dat er een lange menstruatie is
D
Dat er twee ovulaties zijn
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
middelen die zwangerschap tegengaan
A
softcup
B
voorbehoedmiddelen
C
condoom
D
pil
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Periodieke onthouding beschermt goed tegen zwangerschap:
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Een ander woord voor de EISPRONG
A
Ovulatie
B
Menstruatie
C
Zwangerschap
D
Innesteling
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke moeder kan een zogenaamd resuskindje krijgen bij de 2e zwangerschap?
A
Rh-
B
Rh+
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Tijdens de zwangerschap komen er nog steeds eicellen vrij
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bij welke week in je zwangerschap wordt een embryo een foetus?
A
12
B
26
C
38
D
40
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe noemen we het groene gedeelte?
A
Eisprong
B
Zwangerschap
C
Bevruchting
D
Vruchtbare periode
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer laten mensen een prenataal onderzoek uitvoeren?
A
Voor de bevruchting
B
Tijdens de zwangerschap
C
na de geboorte
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Rechts zie je een embryo tijdens de zwangerschap.
Welke letter geeft de placenta aan?
Welke letter geeft de placenta aan?
A
P
B
Q
C
R
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Tijdens een zwangerschap blijft het bloed van de moeder en van het embryo gescheiden.
A
juist
B
onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Als een moeder tijdens de zwangerschap Rodehond had welk effect kan dit op de baby hebben?
A
doof
B
slechtziendheid
Slide 25 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe krijgt een foetus halverwege de zwangerschap zuurstof?
A
Via zijn/haar longen
B
Via het vruchtwater
C
Via de placenta
D
Het embryo heeft geen zuurstof nodig
Slide 26 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarom is prenataal onderzoek belangrijk?
A
Je krijgt te zien of hartje klopt en weet leeftijd
B
Je kan onderzoeken of er afwijkingen in het DNA zitten
C
Je kunt bij ernstige afwijking de zwangerschap afbreken
D
zowel A,B als C kloppen
Slide 27 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Aan het eind van de zwangerschap trekken spieren rond de baarmoeder zich samen. Dit helpt bij de geboorte van het kind. Wat is de naam van zo’n spiersamentrekking?
A
Innesteling
B
Ovulatie
C
Wee
Slide 28 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Zwangerschap en hormonen
De afbeelding toont de dikte van het baarmoederslijmvlies van Ellen gedurende een menstruatiecyclus.
Omstreeks welke dag was de kans het grootst dat in één van haar eierstokken een rijpe follikel aanwezig was?
A
22 maart
B
29 maart
C
5 april
D
12 april
Slide 29 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bekijk de afbeelding hiernaast.
Op welke manier voorkomt een spiraaltje een zwangerschap?
A
Sperma kan niet in de eileider komen.
B
De zaadcellen in het sperma worden door het spiraaltje gedood.
C
Het voorkomt dat een bevruchte eicel kan innestelen.
D
Het voorkomt de bevruchting van de eicel.
Slide 30 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Marit en Thijs verwachten een kind. Tijdens de zwangerschap wordt een vlokkentest gedaan. Hierbij wordt ontdekt dat het kindje taaislijmziekte heeft.
Wat heeft de arts bij de vlokkentest gedaan?
Wat heeft de arts bij de vlokkentest gedaan?
A
Met een naald heeft hij cellen van de moeder uit de placenta gehaald.
B
Met een naald heeft hij cellen van het embryo uit de placenta gehaald.
C
Met een naald heeft hij vruchtwater met daarin cellen van de moeder opgezogen.
D
Met een naald heeft hij vruchtwater met daarin cellen van het kind opgezogen.
Slide 31 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
1. ovulatie 2. bevruchting
3. bevruchte eicel groeit uit tot een klompje cellen
4. innesteling
5. de embryo ontwikkelt zich
6. weeën 7 bevalling
3. bevruchte eicel groeit uit tot een klompje cellen
4. innesteling
5. de embryo ontwikkelt zich
6. weeën 7 bevalling
wat is
de juiste volgorde
A
1-2-3-4-5-6-7
B
2-1-3-4-5-6-7
C
1-2-4-3-5-6-7
D
2-3-1-4-5-6-7
Slide 32 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe noemen we de fase van de bevalling waarin het hoofdje van de foetus in de bekken zakt?
A
Uitdrijving
B
Indaling
C
Nageboorte
D
Ontsluiting
Slide 33 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke volgorde van de bevalling is juist?
A
1. Ontsluiting
2. nageboorte
3. uitdrijving
B
1. uitdrijving
2. nageboorte
3. ontsluiting
C
1. nageboorte
2. uitdrijving
3. ontsluiting
D
1. ontsluiting
2. uitdrijving
3. nageboorte
Slide 34 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat gebeurt er tijdens dag
1 t/m 5 van de menstruatiecyclus?
A
Ovulatie
B
Innesteling
C
Menstruatie
D
Bevalling
Slide 35 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is innestelen?
A
Eicel en zaadcel komen samen
B
Eicel komt vrij
C
Start van bevalling
D
bevruchte eicel gaat in baarmoederslijmvlies zitten.
Slide 36 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
