Examenvoorbereiding lezen/luisteren 3F


Lezen/Luisteren 3F


voorbereiding CE Nederlands 3F
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les


Lezen/Luisteren 3F


voorbereiding CE Nederlands 3F

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat gaan we doen?
- Informatie over het examen
- Tips
- Oefenexamen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
• Je kan verschillende tekstsoorten en -doelen benoemen en hier voorbeelden bij geven.
• Je hebt inzicht in welke type vragen voorkomen in het examen en je geeft voorbeelden hierbij.
• Je weet hoe je een lees- en luistertekst moet aanpakken om tot een beter tekstbegrip te komen.
• Je neemt de tips tot je en beslist zelf of en in hoeverre je er gebruik van maakt.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen
- begripsvragen 
- interpretatievragen 
- evaluatievragen
- samenvattingsvragen
- opzoekvragen


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

begripsvragen
 Vragen van deze soort zijn erg divers. Je moet
• tekstsoorten kunnen benoemen;
• de hoofdgedachte van een tekst kunnen benoemen;
• aangeven wat het ene deel van een tekst met een ander deel te maken heeft;
• hoofd- en bijzaken, meningen en feiten kunnen onderscheiden;
• standpunt en argument kunnen onderscheiden;
• drogredenen en argumenten kunnen onderscheiden.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

interpretatievragen
Bij dit soort vragen moet je conclusies trekken naar aanleiding van de tekst of een deel van de tekst. Of je moet conclusies trekken over wat de schrijver van een tekst bedoelt met een bepaalde formulering. Ook moet je verschillende onderdelen van een tekst of hele teksten met elkaar kunnen vergelijken

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoe doe je dat?
• Het juiste antwoord is vaak af te leiden uit de zinnen direct vóór of ná de zin of woorden waarover de vraag gaat. Lees die zinnen dus goed door en vergelijk ze met de antwoordopties.
• Let bij vragen over de bedoeling van de schrijver speciaal op synoniemen tussen woorden in de tekst en de antwoordopties.
• Als de vraag niet over een bepaalde zin gaat, maar over de bedoeling van de schrijver met de hele tekst, kijk dan vooral naar aanwijzingen in de titel, de inleiding en het slot.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

evaluatievragen
Wat is doel is van een tekst?
Welke delen hangen met elkaar samen? 
 Argumentatie van een betogende tekst beoordelen: 
is die argumentatie aanvaardbaar of niet? En waarom? 
Voor wie is de tekst waardevol? en waarom?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoe doe je dit?
Doel van een tekst is vaak af te leiden uit de titel, de inleiding en het slot. 
• Bestaat de kern vooral uit argumenten? dan  betogende tekst.
 Bestaat de kern vooral uit feiten, oorzaken of verklaringen? Dan is het eerder een informerende tekst.
• Let op signaalwoorden.
• Een argumentatie is niet aanvaardbaar als er drogredenen worden gebruikt, of als er geen of te weinig goede argumenten worden gegeven. 
• Als de vraag gaat over de waarde van een tekst voor het publiek, bedenk dan wat het doel is van  en voor welk publiek het bedoeld is.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenvattingsvragen
Zo ga je te werk:
• Bekijk welk antwoord het beste aansluit bij de titel, de inleiding en het slot van de tekst. Daar is vaak de belangrijkste informatie te vinden, dus die hoort ook in de samenvatting.
• Antwoordopties waarin voorbeelden of andere details worden genoemd, zijn fout. Voorbeelden horen niet in een samenvatting thuis.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opzoekvragen
• Gebruik de kopjes in de tekst om snel naar het juiste onderdeel te navigeren.
• Let bij de antwoordopties op het verschil in woorden als 'altijd' tegenover 'vaak' of 'meestal' en 'nooit' of 'geen' tegenover 'soms'. Controleer wat klopt met de tekst.
• Vergelijk de situatie in de vraag met wat er in de tekst staat. Let alleen op de dingen uit de vraag die relevant zijn.
• Let op of er in de tekst ergens een uitzondering staat op een bepaalde regel

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips
  • allemaal meerkeuzevragen
  • lees de vraag en alle antwoordopties voordat je iets invult
  • bedenk welke antwoorden zeker fout zijn
  • controleer of je alle vragen beantwoord hebt
  • Weet je het antwoord niet zeker? Schrijf vraag op en laat liggen voor later. 
  • ben goed uitgerust

Slide 12 - Tekstslide

  • Door eerst de vraag en antwoordmogelijkheden te lezen, weet je wat de mogelijkheden zijn. Zo kun je gericht lezen/luisteren en lees/hoor je het juiste antwoord sneller. 
  • Als je denkt het antwoord te weten zonder de tekst te lezen, toch vraag en tekst lezen! Ook als je denkt het juiste antwoord te hebben gevonden, de andere antwoorden nog nalezen. 
Tips
  •  Zoek naar synoniemen
  •  Goed lezen
  • kritisch zijn in het vergelijken van de antwoorden met de (gesproken) tekst.
  • Kijk ook goed naar wat er wordt gevraagd
    - Onderwerp is wat anders dan de aanleiding

Slide 13 - Tekstslide

  • Door eerst de vraag en antwoordmogelijkheden te lezen, weet je wat de mogelijkheden zijn. Zo kun je gericht lezen/luisteren en lees/hoor je het juiste antwoord sneller. 
  • Als je denkt het antwoord te weten zonder de tekst te lezen, toch vraag en tekst lezen! Ook als je denkt het juiste antwoord te hebben gevonden, de andere antwoorden nog nalezen. 
Oefenen in taablokken en facet
  • Ga naar taalblokken examentraining 3F
  • oefenexamen 2019/2020
  • Ga in nieuw tabblad ook naar https://www.facet.onl
  • Klik op mbo - Nederlands
  • Kies Mbo Nederlands 3F 2019-2020
eerste vragen doen we klassikaal daarna individueel verder en thuis afmaken!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaan begripsvragen over?
A
hoofdgedachte/onderwerp
B
oorzaak-gevolg/ middel-doel
C
hoofd-/bijzaken
D
drogreden/argument

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Interpretatievragen kun je letterlijk uit de tekst halen.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke antwoorden horen bij evaluatievragen?
A
doel schrijver
B
conclusie
C
kwaliteit van de argumenten
D
opvatting auteur

Slide 17 - Quizvraag

opvatting auteur + conclusie  = interpretatie

Samenvattingsvragen moeten altijd in eigen woorden worden geformuleerd.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Meestal wel, maar dan staat dat duidelijk aangegeven. 
1
2
3
4
5
6
7

Lees gevraagde tekstgedeelte goed door.
Formuleer voor jezelf het antwoord.

Geen keuze? 
Lees tekstgedeelte nog eens. 
Streep foute antwoorden weg.

Lees intensief

Vul het antwoord in. 

Lees globaal
Lees de antwoordmogelijk-heden.
Vergelijk met jouw antwoord.

Lees de vragen (nog niet de antwoorden)

Slide 19 - Sleepvraag

Heb voor jezelf duidelijk waar de tekst over gaat en wat het doel van de tekst is. 
Wat zou je nog graag willen weten/leren?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik voel me goed voorbereid op het examen
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Deze slide heeft geen instructies