BR: Present continuous and tags

Good morning!
Today:
  • Grammar: present continuous & question tags
  • Individual work: assignments

Aan het einde van deze les kun je een werkwoord vervoegen naar de present continuous tense en kun je zelf een zin met bijbehorende questions tag maken.


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Good morning!
Today:
  • Grammar: present continuous & question tags
  • Individual work: assignments

Aan het einde van deze les kun je een werkwoord vervoegen naar de present continuous tense en kun je zelf een zin met bijbehorende questions tag maken.


Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je present continuous?
A
Wanneer iets nu aan de gang is
B
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt
C
Wanneer iets al gebeurd is
D
Wanneer iets nog moet gebeuren

Slide 2 - Quizvraag

Hoe vervoeg je het werkwoord zodat het in present continuous tense staat?
A
form of to be + going to + verb
B
verb +ed
C
form of to be + verb+ing
D
full verb

Slide 3 - Quizvraag

Which three forms of the verb to be are there? (commas in between)

Slide 4 - Open vraag

Complete the sentence. Use the present continuous.
They ________ (not leave) now.

Slide 5 - Open vraag

Complete the sentence. Use the present continuous.
______ she ________ (try) to help?

Slide 6 - Open vraag

Complete the sentence. Use the present continuous.
I _________ (run) 25 miles to train for the marathon.

Slide 7 - Open vraag

Answer the question. Use the present continuous.
What are you doing right now?

Slide 8 - Open vraag

Question tags
Een tag is een korte vraag aan het einde van een zin waarmee je om bevestiging vraagt. 
Vergelijkbaar met het Nederlandse toch / hè?

You didn't talk without raising your hand, did you?
You are at home right now, aren't you?

Slide 9 - Tekstslide

Question tags
In de question tag herhaal je het onderwerp en het hulpwerkwoord van de zin. Is het onderwerp van de zin een naam / een paar namen of een ding, dan vervang je dit in de question tag door een persoonlijk voornaamwoord

Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-)
You are at home right now, aren't you?

Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)
You didn't talk without raising your hand, did you?

Slide 10 - Tekstslide

Vul de zin aan met 1 woord.
Met een question tag vraag je om ____________

Slide 11 - Open vraag

What's the correct question tag?
I'm not the person with the tickets, _______?
A
are you
B
can I
C
am I
D
I am

Slide 12 - Quizvraag

Complete the sentence with the correct tag.
Akin's a very good student, _______?

Slide 13 - Open vraag

Complete the sentence with the correct tag.
Yassine and Arda can't talk without raising their hand, _________?

Slide 14 - Open vraag

Complete the sentence with the correct tag.
The weather is really good today, _________?

Slide 15 - Open vraag

Complete the sentence with the correct tag.
I haven't got time to answer all your questions, ________?

Slide 16 - Open vraag

Complete the sentence with the correct tag.
These jeans aren't mine, __________?

Slide 17 - Open vraag

Individual work
Unit 3, lesson 1 in the online eDition
  • Do assignments 7-9
       When you have to rate your answer, be honest. I will check.
  • 15 minutes

Already finished? Do assignments 10-14 (U3, lesson 2)

Good luck!:)

Slide 18 - Tekstslide

Translate the sentence.
Jij bent laat, hè?

Slide 19 - Open vraag

Tips en tops:
Engels

Slide 20 - Woordweb

Homework Tuesday
Study the words from lessons 1 and 2
Study grammar 3.2 (question tags)
Read James & the Giant Peach, chapters 15-16


Slide 21 - Tekstslide