De 3e naamval incl.voorzetsels

3e naamval + voorzetsels

De 3e naamval






gebruik je oortjes!!

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3e naamval + voorzetsels

De 3e naamval






gebruik je oortjes!!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat is het onderwerp in de zin:
'Der Vater kauft einen Koffer.'

Slide 3 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
'Der Vater kauft einen Koffer.'

Slide 4 - Open vraag

Der Vater kauft der Mutter einen Koffer.
Er is een nieuw zinsonderdeel bijgekomen (der Mutter)
In het Nederlands heet dit een meewerkend voorwerp.

In Nederlandse zinnen herken je het meewerkend voorwerp aan het feit dat je er de voorzetsels aan of voor voor kunt zetten.

Slide 5 - Tekstslide

Nederlands voorbeeld
Mijn vader schrijft de directeur een brief.

Je kunt ook zeggen:
Mijn vader schrijft aan de directeur een brief.

Slide 6 - Tekstslide

Let op !!

In Duitse zinnen staat er geen voor of aan voor het meewerkend voorwerp in de zin.

Slide 7 - Tekstslide

Duitse naamvallen

Slide 8 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden
Bij het meewerkend voorwerp krijgen alle lidwoorden een andere uitgang. Zie bovenstaand overzicht.
De aanwijzende voornaamwoorden dies-. jed-, solch-, welch-, manch-, all- krijgen dezelfde uitgangen als de lidwoorden van de der-groep, en de bezittelijke voornaamwoorden (mein-,dein...)krijgen dezelfde uitgangen als de woorden uit de ein-groep.

Slide 9 - Tekstslide

Belangrijk !!!
In de 3e naamval krijgt het zelfstandig naamwoord in het meervoud een extra -n op het eind behalve als het woord in het meervoud al op een -n of een -s eindigt.

Voorbeeld:
Ich schreibe meinen Freunden eine E-Mail.
Ich schicke meinen Eltern eine Karte.

Slide 10 - Tekstslide

Naamvallen schema met zelfstandig naamwoord:
der-Gruppe:
                       m                          v                        o                          mv
1e           der Mann           die Frau          das Kind          die Freunde
3e          dem Mann         der Frau         dem Kind        den Freunden
4e          den Mann          die Frau          das Kind          die Freunde

Slide 11 - Tekstslide

Naamvallen schema met zelfstandig naamwoord:
ein-Gruppe:
                       m                          v                        o                          mv
1e         ein Mann              eine Frau         ein Kind          keine Freunde
3e        einem Mann       einer Frau     einem Kind   keinen Freunden
4e        einen Mann         eine Frau         ein Kind          keine Freunde

Slide 12 - Tekstslide

Ontleden stap  voor stap
Voorbeeld zin: 'Der Vater gibt der Tochter einen Brief.'
 
Stap 1: Vertaal de zin naar het Nederlands 

Vertaling: 'De vader geeft (aan) de dochter een brief.'



Slide 13 - Tekstslide

Ontleden stap voor stap
 Stap 2:  De zelfstandige naamwoorden zoeken en kijken of er een Duits voorzetsel staat. Nee? Dan ontleden!
Der Vater gibt der Tochter einen Brief 
  • "Der Vater" is onderwerp in deze zin:
  • Wie geeft?
  • "einen Brief" is lijdend voorwerp in   deze zin: Wat geeft de vader?
  • (aan) die Tochter is meerwerkend voorwerp in deze zin: je kan "aan" ervoor zetten.

Slide 14 - Tekstslide

Ga nu je aan de slag 
met een paar oefenzinnen.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp ?

'Der Vater erzählt einem Freund einen Witz.'

A
Der Vater
B
einen Witz
C
einem Freund

Slide 16 - Quizvraag

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp ?

'Der Ober bringt der Frau einen Kaffee.'

A
Der Ober
B
der Frau
C
einen Kaffee

Slide 17 - Quizvraag

In de 3e naamval krijgt het zelfstandig naamwoord een extra -n als...
A
het meervoud is
B
het mannelijk is
C
het onzijdig is
D
het vrouwelijk is

Slide 18 - Quizvraag

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp ?

'Hast du den Nachbarn einen Brief geschickt?'

A
du
B
einen Brief
C
den Nachbarn

Slide 19 - Quizvraag

Ich schicke .......... Großeltern (mv) eine Karte.
A
die
B
der
C
den
D
das

Slide 20 - Quizvraag

Der Junge bringt .......... (de) Vater die Zeitung.
A
der
B
die
C
den
D
dem

Slide 21 - Quizvraag

Die Lehrerin erzählt ......(de) Schüler.... eine tolle Geschichte.
A
die - n
B
den -n
C
der -n
D
dem -n

Slide 22 - Quizvraag

Der Mann hat ....... (een) Kind ein Spiel geschenkt.
A
einem
B
ein
C
einen
D
einer

Slide 23 - Quizvraag

Voorzetsels van de 3e naamval
Net als de 4e naamval heeft ook de 3e naamval zijn eigen voorzetsels. 

Namelijk:
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, außer, gegenüber, entgegen


Slide 24 - Tekstslide

Voorzetsels van de 3e naamval

Staat één van deze woorden onmiddelbaar voor de spatie in een oefenzin, moet (!) jij de derde naamval toepassen.

Slide 25 - Tekstslide

außer                       behalve                        Außer dem Mann sehe ich niemanden.
entgegen               tegemoet                    Der Mann kam seiner Frau entgegen

Slide 26 - Tekstslide

Kijk goed naar de onderstaande zin. 
De oefenzin ziet er als volgt uit:
Der Vater kauft mit (zijn).............. Tochter einen Koffer.

Uitgewerkt staat er dan: 
Der Vater kauft mit seiner Tochter einen Koffer.
(De vader koopt met zijn dochter een koffer.)

Slide 27 - Tekstslide

Sie wohnt seit ein_____halben Jahr (o) in Hamburg.
A
ein
B
einen
C
einem
D
einer

Slide 28 - Quizvraag

Wir spielen diese Woche bei
euer_____Team (o).
A
eueres
B
eueren
C
eurer
D
euerem

Slide 29 - Quizvraag

Meine Katze spielt gerne mit dein_____Hund____.
A
deinem Hund
B
deinen Hunden
C
dein Hund
D
deinem Hunden

Slide 30 - Quizvraag

Aus welch_____Tierheim kommt der Terrier?
A
welche
B
welchen
C
welchem
D
welches

Slide 31 - Quizvraag

Gut gemacht !!!!!!!!

Slide 32 - Tekstslide

 Extra oefenen met digitale opdrachten? 

   En nu extra oefeningen digitaal
Ga naar de volgende slides.
Met deze oprachten oefen je alle naamvalgrammatica nog een keer.

Bij sommige oefeningen staat achter de zelfstandige naamwoorden m, w of s. Dat zijn de afkortingen voor de Duitse woorden männlich, weiblich, sächlich.

m staat dus voor mannelijk
 w staat dus voor vrouwelijk 
s staat dus voor onzijdig

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link

Slide 36 - Link

Slide 37 - Link