Klas 3B,C,D Apeldoorn Serie en Parallel
1 / 21
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
Bij een serie schakeling van 10 lampjes gaat er eentje stuk.
Wat gebeurt er?
Wat gebeurt er?
A
De oneven lampen gaan uit
B
De overige lampen blijven branden
C
De even lampen gaan uit
D
Alle lampen gaan uit
Slide 11 - Quizvraag
de stroommeter plaats je altijd
A
in serie
B
bij de batterij
C
maakt niet uit
D
parallel
Slide 12 - Quizvraag
als ik een hogere spanning wil krijgen moet ik de batterijen...
A
in serie zetten
B
parallel zetten
C
maakt niet uit
D
kan niet
Slide 13 - Quizvraag
Drie batterijen van 1,5 V staan met elkaar in serie.
Hoe groot is de spanning die die drie batterijen leveren?
Hoe groot is de spanning die die drie batterijen leveren?
A
U = 1,5 V
B
U = - 1,5 V
C
U = 4,5 V
D
U = - 4,5 V
Slide 14 - Quizvraag
Wat helpt niet om een lampje langer te laten branden?
A
batterij met grotere capaciteit (meer mAh)
B
lampje dat minder stroom (A) verbruikt
C
een extra batterij ernaast (parallel)
D
een extra batterij er voor (serie)
Slide 15 - Quizvraag
Een voltmeter plaats je altijd:
A
in serie
B
bij de batterij
C
maakt niet uit
D
parallel
Slide 16 - Quizvraag
Twee weerstanden staan in serie geschakeld.
R1 = 100 Ohm, R2 = 250 Ohm. Bereken Rv.
R1 = 100 Ohm, R2 = 250 Ohm. Bereken Rv.
A
Rv = 250-100 = 150 Ohm
B
Rv = 100 x 250 = 25.000 Ohm
C
Rv = 100 + 250 = 350 Ohm
D
Rv = 250 : 100 = 2,5 Ohm
Slide 17 - Quizvraag
Kan een lampje van 6 V aangesloten worden op een batterij van 9 V?
A
Ja kan altijd
B
Nee kan nooit
C
Ja kan met een serieweerstand
D
Ja kan met een parallel
