VVE-B OEFENTOETS

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
vveMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Toetsstof:
Boek: NU PEDAGOGISCH WERK
Basis- en werkboek 'Didactiek, Organisatie en Communicatie'
Hoofdstuk 3 'Ontwikkeling stimuleren: denken'
Basis- en werkboek 'Didactiek, communicatie en organisatie'
Hoofdstuk 4 'Ontwikkeling stimuleren:  voelen en bewegen '

    
Belangrijke informatie voor dit blok

Slide 2 - Tekstslide

Op de volgende slides komen een aantal vragen per hoofdstuk.
Belangrijk: je hebt niet genoeg aan het leren van deze vragen voor de toets.

Leren:
NU Nederlands DCO-boek H.3 en 4
PowerPoints en lessonups VVE-B
Succes!!

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de rol van pedagogisch medewerker bij de pedagogische interactievaardigheid 'ontwikkelingsstimulering'?
A
Aanvoelen wat een kind nodig heeft en hier goed op reageren.
B
Dingen doen om kinderen op allerlei gebieden te stimuleren.
C
Positieve contacten tussen de kinderen stimuleren.
D
Zorgen voor een duidelijk dagritme en duidelijk zijn in wat je verwacht.

Slide 4 - Quizvraag

Bij de zone van de naaste ontwikkeling ga je uit van de beginsituatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Verbind de vaardigheid naar de juiste rol
Sensitief responsief
respect autonomie
structureren en grenzen stellen
praten en uitleggen
interacties tussen kinderen bevorderen
ontwikkelings
stimulering
gesprekken voeren en dingen goed uitleggen
dingen doen om kinderen op gebieden te stimuleren
positieve contacten stimuleren
zorgen voor duidelijk dagritme
kinderen zoveel mogelijk zelf laten doen
aanvoelen wat knr nodig hebben en daarop reageren

Slide 6 - Sleepvraag

Welk begrip duidt aan dat je bezig bent om kinderen verder te helpen in hun ontwikkeling?
A
pedagogisch handelen
B
sensitief responsief
C
ontwikkelingsstimuleren
D
kindvolgsysteem

Slide 7 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met 'methodisch werken'?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Welke omschrijving hoort bij beginnende geletterdheid?
A
Het kind is zich voor het eerst bewust van geschreven taal.
B
Kinderen begrijpen dat geschreven taal een verhaal kan vertellen.

Slide 10 - Quizvraag

Taalactiviteiten voor jonge kinderen. Welke hoort er niet bij?
A
rijmpjes
B
boeken
C
taalspelletjes
D
technisch lezen

Slide 11 - Quizvraag

Met een eerste eigen babyboekje kun je bij een baby al spreken over ontluikende geletterdheid
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Welke omschrijving hoort bij beginnende geletterdheid?
A
Het kind is zich voor het eerst bewust van geschreven taal.
B
Kinderen begrijpen dat geschreven taal een verhaal kan vertellen.

Slide 13 - Quizvraag

Welke rekenvaardigheid oefen je met dit werkblad?
A
vergelijken
B
ordenen
C
getalbegrip
D
meten

Slide 14 - Quizvraag

Bij welke fase leren de kinderen de begrippen meer, minder, weinig, veel, enz.?
A
0-2 jaar
B
2-4 jaar
C
4-6 jaar
D
6-9 jaar

Slide 15 - Quizvraag

Zet de verschillende fasen op volgorde. 
1
2
3
formeel - operationele fase
pre - operationele fase
concreet - operationele fase

Slide 16 - Sleepvraag

Bij welke leeftijd past de pre-operationele fase?
A
0-2 jaar
B
2-4 jaar
C
4-6 jaar
D
6-9 jaar

Slide 17 - Quizvraag

Het focussen op maar één factor van een probleem, noemen we...
A
gecijferdheid
B
centratie
C
conservatie
D
ontluikende geletterdheid

Slide 18 - Quizvraag

Jonge kinderen leren contextgebonden rekenen.
Dat houdt in dat ze voorwerpen in gedachten kunnen tellen.
timer
0:20
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Tot welke van de volgende
ontwikkelingsgebieden behoren taal en rekenen?
timer
0:20
A
creatieve ontwikkeling
B
cognitieve ontwikkeling
C
spelontwikkeling
D
motorische ontwikkeling

Slide 20 - Quizvraag

Vanaf 3 jaar beginnen kinderen interesse te
krijgen in geschreven taal. Met welk begrip wordt deze ontwikkeling aangeduid?
timer
0:20
A
beginnende geletterdheid
B
ontluikende geletterdheid
C
nieuwsgierigheid
D
zelfstandigheid

Slide 21 - Quizvraag

Welke activiteit kun je doen om kinderen beter voor zichzelf te laten opkomen?
A
films kijken
B
complimentendoosje
C
boek lezen
D
rollenspel

Slide 22 - Quizvraag

Voor het kunnen toepassen van de pedagogische interactievaardigheden heb je een aantal competenties nodig. Welke hoort er NIET bij?
A
warmte
B
duidelijkheid
C
organiseren
D
inlevingsvermogen

Slide 23 - Quizvraag

Welk gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling stimuleer je voornamelijk met deze activiteit?
A
opkomen voor jezelf
B
inlevingsvermogen ontwikkelen
C
positief zelfbeeld
D
samenwerken

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel pedagogische interactievaardigheden
zijn er?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Welke activiteit is gericht op het stimuleren van zelfvertrouwen en een positief denkbeeld?
timer
0:30
A
rollenspel doen
B
trotswand maken
C
emoticons laten herkennen
D
film kijken

Slide 27 - Quizvraag

Bij oudere kinderen
stimuleer je het
creatieve proces met simpele dingen.
timer
0:20
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Welke vaardigheden
ontwikkelt een kind vooral bij drama?
timer
0:20
A
cognitieve ontwikkeling
B
lichamelijke ontwikkeling
C
emotionele ontwikkeling
D
seksuele ontwikkeling

Slide 29 - Quizvraag

Bij welke leeftijd zijn kinderen
vooral bezig met rust te vinden in hun creativiteit?
timer
0:20
A
0 - 2 jaar
B
2 - 4 jaar
C
4 - 6 jaar
D
6 - 12 jaar

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Waar gaat het om bij 'creativiteit'? Noem 2 punten

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Welke ontwikkelgebieden stimuleer je bij het creatief proces?

Slide 34 - Open vraag

Welke vorm van spel zie je hier?
A
rollenspel
B
constructiespel
C
manipulerend spel
D
bewegingsspel

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Beweegactiviteiten kun je onderverdelen in 3 categorieën, welke zijn dit?

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Welke 4 soorten spel zijn er?

Slide 39 - Open vraag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide