2HV Grammatica - Voorzetselvoorwerp

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Les en doelen
Uitleg en oefenen

Je kunt het voorzetselvoorwerp in een zin herkennen en benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

zorgen ...
vertrouwen ...
verlangen ...
houden ...
klagen ...
over
naar
van
voor
op

Slide 3 - Sleepvraag

Voorzetselvoorwerp
1. begint altijd met een voorzetsel ​
                                   én​ 
2. is altijd verbonden met het belangrijkste werkwoord van de zin.​

Slide 4 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp
verlangen naar           Zij verlangt naar een warme zomer.
vertrouwen op           De blinde man vertrouwt op zijn hond.
zorgen voor                 De jongen zorgt voor zijn oma.
klagen over                  De klas klaagt over de moeilijke toets.

Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel is het voorzetselvoorwerp

Slide 5 - Tekstslide

Even oefenen
In de volgende zinnen moet je het voorzetselvoorwerp benoemen.

Slide 6 - Tekstslide

De gele bordjes verwijzen naar de nooduitgang van de bioscoop.

Slide 7 - Open vraag

Noud probeert te profiteren van de onwetendheid van zijn ouders.

Slide 8 - Open vraag

Nanda informeert naar de vertrektijd van de bus.

Slide 9 - Open vraag

Wat weet je nu over het voorzetselvoorwerp?

Slide 10 - Woordweb

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 
  • Een persoonlijk voornaamwoord geeft een (of meerdere) personen, dieren of andere zelfstandige dingen aan. (Hij wil dat al jaren doen)
  •  Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. (Zijn wens is dat ...) 

Slide 11 - Tekstslide

Welke zinnen zijn goed geschreven?
A
Vond jij me zusje ook zo uitsloverig?
B
Vanaf het begin vindt Gerard me leuk.
C
Gisteren heb je jouw mobiel laten liggen.
D
Laten we maar bij jouw afspreken.

Slide 12 - Quizvraag

Huiswerk
In de les moet af: opdracht 1, 3 en 4 op blz. 28 en 29 
Is dit af? Laat het zien, dan mag je naar huis! 

Voor volgende week: opdracht  1, 2 en 3 op blz. 30 en 31

Slide 13 - Tekstslide