Criminaliteit 1-2-3

Criminaliteit

H1, H2, H3
Herhalen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Criminaliteit

H1, H2, H3
Herhalen

Slide 1 - Tekstslide

Begrippen H1
  • Criminaliteit = al het gedrag dat strafbaar is volgens de wet
  • Delict = een strafbaar feit: een misdrijf of overtreding
  • Overtreding = licht strafbaar feit (wildplassen, ID niet op zak)
  • Misdrijf = zwaar strafbaar feit (moord, mishandeling, inbraak)
  • Beeldvorming in de media = manier waarop we naar criminaliteit en de aanpak ervan kijken
  • Wetboek van Strafrecht = wetboek met overtredingen en misdrijven

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen H2
  • Sociaal probleem = een maatschappelijk probleem waar veel mensen mee te maken hebben
  • Materiële gevolgen = met geld op te lossen (nieuwe ramen,  beveiliging)
  • Immateriële gevolgen = niet in geld uit te drukken (angst, trauma, normvervaging)
  • Normvervaging = minder gedeelde normen en waarden, waardoor asociaal gedrag normaal wordt


Slide 3 - Tekstslide

H2: Taken van de overheid

1. Regering  + parlement: maken de wetten (wetgevende macht)

2. Openbaar Ministerie + politie: verdachten opsporen en voor de rechter brengen (uitvoerende macht)

3. Rechters: beslissen of iemand strafbaar is en welke straf (rechterlijke macht)

Slide 4 - Tekstslide

Begrippen H3
Drie soorten criminaliteit:

  • Zware criminaliteit = ernstige misdrijven (overval, moord)
  • Veelvoorkomende criminaliteit = lichte delicten die veel voorkomen, schade veroorzaken, hinderlijk zijn en licht bestraft worden (fietsendiefstal, vandalisme)
  • Witteboordencriminaliteit = delicten door mensen met hoge maatschappelijke positie (fraude, witwassen, omkoping)

Slide 5 - Tekstslide

Begrippen H3
  • Zware criminaliteit = ernstige misdrijven (overval, moord)
  • Veelvoorkomende criminaliteit = lichte delicten die veel voorkomen, schade veroorzaken, hinderlijk zijn en licht bestraft worden (fietsendiefstal, vandalisme)
  • Witteboordencriminaliteit = delicten door mensen met hoge maatschappelijke positie (fraude, witwassen, omkoping)
  • Jeugddelinquenten = jongeren die veelvoorkomende criminaliteit plegen
  • Recidivisten = criminelen die steeds opnieuw strafbare feiten plegen

Slide 6 - Tekstslide

Criminaliteit betekent...
A
Zware misdrijven plegen
B
Al het gedrag dat strafbaar is volgens de wet
C
Alles waar de rechter een gevangenisstraf voor geeft
D
Alle strafbare feiten

Slide 7 - Quizvraag

Delict
A
Locatie waar een moord heeft plaatsgevonden
B
Een ander woord voor rechter
C
Een strafbaar feit
D
Iemand die steeds opnieuw misdrijven pleegt

Slide 8 - Quizvraag

Mensen verliezen het vertrouwen in de politiek als er te weinig gebeurt tegen criminaliteit
A
Materiële schade
B
Immateriële schade

Slide 9 - Quizvraag

De gemeente plaatst extra camera's in buurten waar veel criminaliteit voorkomt
A
Materiële schade
B
Immateriële schade

Slide 10 - Quizvraag

Een winkelier heeft na een overval last van nachtmerries en paniekaanvallen
A
Materiële schade
B
Immateriële schade

Slide 11 - Quizvraag

Welke is geen overtreding?
A
Openbare dronkenschap
B
Te hard rijden met een scooter
C
Mishandeling
D
Wildplassen

Slide 12 - Quizvraag

Welke is geen misdrijf?
A
Moord
B
Bedreiging
C
Overval
D
Geluidsoverlast van de buren

Slide 13 - Quizvraag

Preventieve maatregelen
Repressieve maatregelen
Zwaardere straffen voor criminelen.
Zorgen voor werkgelegenheid
Sociale controle en veilige omgeving

Slide 14 - Sleepvraag

Een maatschappelijk probleem...
A
Komt niet zo veel in het nieuws
B
Zijn weinig mensen bij betrokken
C
Krijgt aandacht in de media
D
Kunnen burgers zelf oplossen

Slide 15 - Quizvraag

Welke is geen maatschappelijk probleem?
A
Milieuvervuiling
B
Toenemend geweld onder jongeren
C
Armoede
D
Geluidsoverlast van de buren

Slide 16 - Quizvraag

Criminelen die steeds opnieuw strafbare feiten plegen
A
Recidivisten
B
Jeugddelinquenten

Slide 17 - Quizvraag

Welke soort criminaliteit zie je vaak bij jongeren?
A
Witteboordencriminaliteit
B
Zware criminaliteit
C
Veelvoorkomende criminaliteit

Slide 18 - Quizvraag

Fraude
A
Zware criminaliteit
B
Witteboordencriminaliteit
C
Veelvoorkomende criminaliteit

Slide 19 - Quizvraag

Mensenhandel
A
Zware criminaliteit
B
Witteboordencriminaliteit
C
Veelvoorkomende criminaliteit

Slide 20 - Quizvraag

Wie beslist of iemand de wet heeft overtreden?
A
Politie
B
Dat bepaal je zelf
C
Regering
D
Rechter

Slide 21 - Quizvraag