Thema 5 B4 Het zenuwstelsel

Thema 5 

Waarneming, gedrag, regeling


B6
Het zenuwstelsel





1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 

Waarneming, gedrag, regeling


B6
Het zenuwstelsel





Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat gaan we doen?
  • Herhalen B3
  • Leerdoelen B4
  • Uitleg B4: - Bouw en werking zenuwstelsel
                         - Zenuwcellen en zenuwen
                         - Weg van de impulsen
  • Maken opdracht 1 t/m 4 + nakijken
  • Maken opdracht 5 t/m 7 (+8)
  • Flitskaarten oefenen en Test Jezelf maken
  • Differentiatie-opdracht: Samenhang opdracht 9
  • Lesafsluiter B4

Slide 3 - Tekstslide

Op welk moment hoor je geluid echt?
A
Als geluid het oor in gaat
B
Als het geluid tegen het trommelvlies aan komt
C
Als geluid in het slakkenhuis is gekomen
D
Als de impuls van de gehoorzenuw in de hersenen is aangekomen

Slide 4 - Quizvraag

In welk deel van het oor wordt het geluid omgezet in een impuls?
A
trommelvlies
B
gehoorbeentjes
C
slakkenhuis
D
gehoorzenuw

Slide 5 - Quizvraag

Welk deel van het netvlies kan het best kleuren zien?
A
Witte vlek
B
Gele vlek
C
Groene vlek
D
Blinde vlek

Slide 6 - Quizvraag

De pupil kan groter en kleiner worden.
Je ligt 's nachts in bed en zet even je lamp aan. Wat gebeurt er dan? De pupil gaat van …
A
Groot naar klein
B
Klein naar groot
C
Middel naar groot
D
Hij blijft hetzelfde

Slide 7 - Quizvraag

Welk deel van het oog verandert prikkels in impulsen?
A
Pupil
B
Lens
C
Netvlies
D
Oogzenuw

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen B4

5.4.8 Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.

5.4.9 Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.

5.4.10 Je kunt een reflexboog beschrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel:
  •  hersenen 
  •  ruggenmerg: geleid impulsen vanaf de 
        romp en ledematen naar de hersenen 
        via 
  • - zenuwen




Slide 10 - Tekstslide

Werking zenuwstelsel
De impulsen van de hersenen worden door zenuwen naar de speekselklieren en de armspieren geleid. 

Voorbeeld:
  • in zintuigcellen (gezichtszintuig en het reukzintuig) ontstaan impulsen, die via zenuwen naar de hersenen worden geleid. 
  • De hersenen verwerken de impulsen, waardoor het meisje zich bewust wordt van de bonbons.
  • De speekselklieren reageren automatisch op de impulsen door speeksel af te scheiden (‘watertanden’). 
  • De armspieren reageren op de impulsen door zich samen te trekken. Meisje pakt een bonbon en brengt hem naar haar mond.
verwerken van impulsen van de zintuigen
regelen van spieren
regelen van klieren

Slide 11 - Tekstslide

Zenuwcel
  • Zenuwstelsel bevat miljoenen zenuwcellen
  • Elke zenuwcel bestaat uit cellichaam en uitlopers
  • In cellichaam ligt de kern
  • Cellichamen van zenuwcellen liggen in of vlak bij het centrale zenuwstelsel
  • Uitlopers die impulsen opvangen en naar cellichaam toe geleiden
  • Uitlopers die impulsen doorgeven aan andere (zenuw)cellen
  • Uitlopers kunnen erg lang zijn

Slide 12 - Tekstslide

Zenuwen
  • Lopen naar spieren of klieren (organen die bepaalde stoffen maken zoals speekselklier, talgklier, zweetklier).
  • Duizenden uitlopers geleiden tegelijk impulsen.
  • Uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw.
  • Laagje om de uitlopers om ze van elkaar te isoleren.
  • Stevige laag om een zenuw heen geeft bescherming.

Slide 13 - Tekstslide

Ruggenmerg in wervelkolom
  • De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) met alle lichaamsdelen
  • Delen hoofd en de hals zijn door zenuwen rechtstreeks verbonden met de hersenen
  • Delen van de romp en van de ledematen zijn door zenuwen verbonden met het ruggenmerg
  • Zenuwen in het ruggenmerg geleiden impulsen naar de hersenen.
  • Ruggenmerg begint bij de hersenen en eindigt bij de lendenwervels.
  • Omgeven door de wervels van de wervelkolom 

Slide 14 - Tekstslide

De weg die impulsen afleggen
Zenuwen kunnen heel lang zijn, soms wel een meter. Toch kun je vaak heel snel reageren dus de impulsen worden dus met grote snelheid door het zenuwstelsel voort geleid.

Impulsen kunnen via verschillende wegen door het zenuwstelsel worden voort geleid:

Bewuste reactie: er gaan eerst impulsen van je zintuigen naar je hersenen --> je wordt je bewust van de prikkels die je zintuigen opvangen --> je beslist hoe je wilt reageren --> impulsen gaan van je hersenen naar je spieren gaan --> je spieren trekken samen en je reageert

Reflex: de impulsen gaan niet via je hersenen (behalve bij reflexen die in je hoofd plaatsvinden, zoals watertanden). Een reflex is een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel. 
Voorbeelden van reflexen zijn de terugtrekreflex, de ooglidreflex en de pupilreflex.

Slide 15 - Tekstslide

Terugtrekreflex
Je wilt je hand afspoelen. Het water blijkt heel heet te zijn. Zodra je in aanraking komt met het hete water, trek je je hand terug. Pas daarna voel je de pijn.

Er ontstaan impulsen in zintuigcellen in je huid --> via gevoels-zenuwcellen worden impulsen naar schakelcellen in je ruggenmerg geleid --> schakelcellen in het ruggenmerg geleiden de impulsen direct door naar bewegingszenuwcellen --> bewegingszenuwcellen geleiden de impulsen naar spier-cellen van de armspieren --> je armspieren trekken zich samen, waardoor je je arm terugtrekt.

Schakelcellen geleiden ook impulsen naar je hersenen, maar de weg  naar de hersenen is langer dan de weg naar de armspieren. Dus eerst je hand terug en daarna voel je de pijn.  
Reflexboog: weg die impulsen bij een reflex afleggen

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk B4
  • Maak nu verder opdracht 1 t/m 4 op je Ipad of in je boek
  • Kijk de opdrachten 1 t/m 4 na en verbeter de fouten of vul aan!
  • Maak daarna de opdrachten 5 t/m 7 (+8)
  • Kijk ook deze opdrachten goed na!
  • Oefen de flitskaarten en maak de Test Jezelf van B4

Klaar? 
Neem de Samenhang door en maak opdracht 9

Slide 17 - Tekstslide

Maak nu eerst de Test Jezelf en
lever hier de foto's in van de samenvattingsopdracht 4

Slide 18 - Open vraag

Lesafsluiter B4
5.4.8 Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.



5.4.9 Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.

5.4.10 Je kunt een reflexboog beschrijven.

Slide 19 - Tekstslide

Je raakt je fiets aan en voelt dat deze koud is. De impuls gaat van ..
A
huid > zenuw > ruggenmerg > hersenen
B
hersenen > ruggenmerg > zenuw > huid
C
huid > ruggenmerg > zenuw > hersenen
D
huid > hersenen > ruggenmerg > zenuw

Slide 20 - Quizvraag

Je gebruikt je voet om tegen een bal te schoppen. De impuls gaat van
A
beenspier > zenuw > ruggenmerg > hersenen
B
beenspier > ruggenmerg > hersenen > zenuw
C
hersenen > zenuw > ruggenmerg > beenspier
D
hersenen > ruggenmerg > zenuw > beenspier

Slide 21 - Quizvraag

Je zet de kraan aan steekt je hand eronder, maar het blijkt heet water en je trekt je hand meteen weer terug
A
Reflex
B
Bewuste reactie

Slide 22 - Quizvraag

Er schijnt opeens fel licht in je ogen, de pupillen worden hierdoor een beetje kleiner
A
Reflex
B
Bewuste reactie

Slide 23 - Quizvraag

Iemand gooit spontaan iets kleins naar je toe, zonder al te veel moeite weet je het te vangen.
A
Reflex
B
Bewuste reactie

Slide 24 - Quizvraag