Les 5: quiz begrippen les 1 - 4 + ouderdomsziekten
1 / 41
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
wat heb je de afgelopen weken geleerd?
Slide 6 - Woordweb
Rachid heeft diabetes.
Wat is een ander woord voor diabetes?
Wat is een ander woord voor diabetes?
A
blaasontsteking
B
nierziekte
C
suikerziekte
D
nierziekte
Slide 7 - Quizvraag
Diabetes patiënten hebben een
A
tekort aan insuline
B
teveel insuline
Slide 8 - Quizvraag
Diabetes type 2 is een welvaartsziekte
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Diabetes is een chronische ziekte
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Ik heb diabetes, welke zorgverlener kan mij helpen
A
Huisarts
B
Psycholoog
C
Verloskundige
D
Diëtist
Slide 11 - Quizvraag
Wat voor soort medicijn krijg je bij diabetes
A
Insuline
B
Glucose
C
Antibiotica
D
Vitamine C
Slide 12 - Quizvraag
Welk van de symptomen hoort er NIET bij als je diabetes hebt?
A
veel plassen
B
dorst
C
acetonadem
D
behoefte aan suiker
Slide 13 - Quizvraag
De dochters van mevrouw Den Besten zorgen
voor het avondeten van hun moeder
Dan geven de dochters?
voor het avondeten van hun moeder
Dan geven de dochters?
A
Zelfzorg
B
Mantelzorg
C
Professionele zorg
Slide 14 - Quizvraag
Henk gaat naar de oogarts want hij ziet dubbel.
A
Zelfzorg
B
mantelzorg
C
professionele zorg
Slide 15 - Quizvraag
Als je in je vinger snijdt en je doet er een pleister op
dan geef je
dan geef je
A
Zelfzorg
B
Mantelzorg
C
Professionele zorg
Slide 16 - Quizvraag
Welke zorg geef je wanneer je boodschappen doet voor je oma
A
Zelfzorg
B
Mantelzorg
C
Professionele zorg
Slide 17 - Quizvraag
Als de tandarts je verstandskies trekt
dan krijg je
dan krijg je
A
Zelfzorg
B
Mantelzorg
C
Professionele zorg
Slide 18 - Quizvraag
Een ziekte die blijvend is noemen we?
A
een acute ziekte
B
een chronische ziekte
C
een aandoening
D
een operatie
Slide 19 - Quizvraag
welke ziekte kun je krijgen als je een bijtwond oploopt?
A
Mazelen
B
Tetanus
C
Difterie
D
Tyfus
Slide 20 - Quizvraag
BMR betekent:
A
Bof, Meningitis, Rode Hond
B
Bof, Mazelen, Rabiës
C
Bof, Meningitis, Rabiës
D
Bof, Mazelen, Rode Hond
Slide 21 - Quizvraag
De P in DKTP betekent:
A
Pokken
B
Polio
C
Pest
D
Puisten
Slide 22 - Quizvraag
Obesitas
A
overgewicht
B
mollig zijn
C
ondergewicht
D
gewicht en lengte kloppen
Slide 23 - Quizvraag
Iemand met obesitas heeft een BMI
A
tussen 30 en 35
B
tussen 20 en 25
C
tussen 15 en 20
D
tussen 10 en 15
Slide 24 - Quizvraag
Wat is geen welvaartsziekte?
A
diabetes
B
kanker
C
obesitas
D
griep
Slide 25 - Quizvraag
Wat zijn de gevolgen van obesitas?
(Twee antwoorden)
(Twee antwoorden)
A
Lichamelijke klachten
B
Gezond zijn
C
Ziek worden: diabetes
D
Niet sporten
Slide 26 - Quizvraag
Mensen die te zwaar zijn, hebben een grotere kans op hart- en vaatziekten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quizvraag
Wat zijn voorbeelden van hart- en vaatziekten? Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.
A
hartinfarct
B
beroerte
C
decubitus
D
hoge bloeddruk
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een welvaartsziekte
A
Artrose
B
Hart- en vaatziektes
C
Nek- en rugklachten
D
Epilepsie
Slide 29 - Quizvraag
Welke eetgewoonten verhogen het risico op hart- en vaatziekten?
A
veel groenten eten
B
veel dierlijke vetten eten
C
veel eiwitten eten
D
veel fruit eten
