Communicatie les 4

Communicatie les 4 - Het merk ik




Docent Anjali Sneep-Deuzeman
asneep@regiocollege.nl
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Communicatie les 4 - Het merk ik




Docent Anjali Sneep-Deuzeman
asneep@regiocollege.nl

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen les 4

- De beroepshouding.

- Observeren.

- Het kennismaking- of sollicitatiegesprek.


Slide 2 - Tekstslide

De beroepshouding
Opdracht in tweetallen. 

- Wat zijn beroepsregels?
- Wat staat er eigenlijk?
- Welke moeilijke woorden zie je en/of waar heb je vragen over?
- Benoem naar aanleiding van de beroepsregels waar je goed in bent.
- En wat wil je nog leren?

Slide 3 - Tekstslide

De beroepshouding
* De sport- en bewegingsleider/sport- en bewegingscoördinator heeft er plezier in om met mensen te werken.
* Hij stelt zich gastvrij, coöperatief en flexibel op, denkt actief mee over het invullen, ontwikkelen en uitvoeren van SB-activiteiten.
* Hij heeft een hulpvaardige, coachende en stimulerende houding naar SB-deelnemers en collega’s.
* Hij is gedreven om een goede prestatie neer te zetten en is oplettend en alert.
* De sport- en bewegingsleider/sport- en bewegingscoördinator is integer, gaat respectvol om met SB-deelnemers en kan omgaan met diversiteit.
* Hij bewaakt waarden en normen en spreekt anderen aan op ongewenst gedrag om een sociaal veilig en sportief klimaat te borgen.
* Hij houdt zich aan de geldende protocollen en regelgeving.
* De sport- en bewegingsleider/sport- en bewegingscoördinator handelt binnen de grenzen van zijn verantwoordelijkheden en vraagt hulp of verwijst door bij vraagstukken die zijn verantwoordelijkheden overstijgen.



Slide 4 - Tekstslide

Opdracht de beroepshouding



Je krijgt nu een korte opdracht m.b.t. de beroepshouding. Er staan diverse stellingen genoemd. Geef jezelf een cijfer hoe goed je ergens in bent (score 10) of waarin je nog iets te leren hebt (score 1). Uiteraard is het ook mogelijk om tussen een 2 en een 9 te scoren. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat is het verschil tussen observeren en waarnemen?

Slide 7 - Tekstslide

Observeren - Waarnemen
Observeren is het gedrag van anderen waarnemen. Observeren is bewust en doelgericht vastleggen hetgeen je ziet met als bedoeling informatie te verzamelen en terug te geven aan degene die geobserveerd wordt. Het vraagt om een objectieve houding (dus signaleren en opschrijven wat je ziet).

Vanuit hetgeen dat je geleerd hebt, neem je dingen op een bepaalde manier waar. Je geeft aan bepaald gedrag een andere betekenis dan jouw medestudenten. Je kunt waarnemen door je zintuigen te gebruiken: zien, horen, voelen, ruiken, proeven. Waarnemen gaat meestal over gevoel en is zelden objectief (je interpreteert zaken).


Slide 8 - Tekstslide

Opdracht klassikaal

Voorbeeld 1: Zwemtrainsters Martine vertelt de sporters dat ze starten met vijf baantjes vrije slag. Martine ziet dat Joep kwaad kijkt. Ze denkt dat Joep geen zin heeft in deze vijf baantjes. Bij navraag blijkt echter dat Joep last van zijn buik heeft en toch graag wil zwemmen.

Observeren, waarnemen of interpreteren?


Slide 9 - Tekstslide

Opdracht klassikaal
Voorbeeld 2. Observatie van Brian
Kim observeren/waarnemen/interpreteren Brian van zes.
Aanleiding voor de observeren/waarnemen/interpreteren is het gebrek aan concentratie bij Brian.

10.01 uur: Brian beweegt het bovenlichaam vier keer van voren naar achteren (wiebelt).
10.02 uur: Brian krijgt een bal en houdt de bal in twee handen vast.
10.03 uur: Hij staat op van de bank en loopt met de bal naar het wandrek.
10.04 uur: Brian staat bij het wandrek en beweegt het lichaam twee keer naar voren en naar achteren (wiebelt).


Slide 10 - Tekstslide

Pauze
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn de 6 meest gestelde sollicitatievragen?

Slide 12 - Open vraag

Het kennismaking- of sollicitatiegesprek. 
1. Vertel eens iets over jezelf?
Dit is vaak een van de eerste vragen die je krijgt in een sollicitatiegesprek. Degene die de vraag stelt wil niet je levensverhaal horen, maar is op zoek naar een link tussen jouw kwaliteiten en de baan. Pas daar je antwoord op aan.

2. Wat zijn je sterke en zwakke punten?
Ook voor deze vraag geldt dat het gaat om de kwaliteiten die nodig zijn voor de baan. Je kunt een link leggen tussen de functie-eisen en jouw sterke punten. Maak bij zwakke punten duidelijk hoe je denkt dat je die kunt ontwikkelen.

3. Ben je ook met andere bedrijven in gesprek?
Geef hier altijd eerlijk antwoord maar noem geen namen. Het bedrijf praat zelf ook met meer sollicitanten. Het is niet ongewoon dat jij met meer bedrijven praat. Bovendien is het een teken dat je gemotiveerd op zoek bent naar een nieuwe rol.

Slide 13 - Tekstslide

Het kennismaking- of sollicitatiegesprek. 

4. Waarom solliciteer je op deze functie?
Vertel wat je te weten bent gekomen over het bedrijf en de functie en wat je interesse heeft gewekt. Dit is een kans om te laten zien dat je goed bent voorbereid.


5. Waarom zouden we jou moeten kiezen?
Dit is geen lastige vraag. Jij bent geschikt omdat jouw profiel goed bij de functie past en jouw karakter bij het team en de organisatie. Het belangrijkste is om dit antwoord zelfverzekerd en overtuigend te geven.


6. Waar zie jij jezelf over vijf jaar?





Slide 14 - Tekstslide

Het kennismaking- of sollicitatiegesprek. 

Het kennismaking- of sollicitatiegesprek. 

Bereid in tweetallen een kennismakingsgesprek voor.
Schrijf het gesprek op in steekwoorden.

Denk aan: Hoe zorg je dat je voldoende weet over het beroep of stagebedrijf? Wat neem je mee naar het gesprek? Wat wil je bereiken? Welke afspraken maak je met het stagebedrijf?
Wat zijn je ervaringen uit het verleden? Wat zijn je kwaliteiten? Wat wil je gaan doen bij het stagebedrijf?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wie ben ik?

Slide 17 - Tekstslide

Wat hebben we besproken?


Wat heb je geleerd over jouw beroepshouding?

Probeer deze week te observeren.





Slide 18 - Tekstslide