5H - L11 P1 - modale ww + Perfekt

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

   Deutsch!    

5H
Les 11 P1

Guten Morgen

Studienführer

Voorbereiding voor les 11:
Herhaal jouw zwakste onderdeel Grammatik - Verben


Verwerkingsopdrachten na les 11:
Herhaal jouw zwakste onderdeel Grammatik - Verben

Unterrichtsziele

Je kunt de modale werkwoorden in het Duits :

- vertalen

- vervoegen in de ott

Je kunt zwakke en sterke werkwoorden (Duits) in de voltooide tijd gebruiken

2024-2025

Woche  40   werkwoordsgrammatica +  woordjes (K 7-9)

Woche  41   naamvalsgrammatica  + SO examenidioom K 1-10

Woche  42    naamvalsgrammatica + C1 toets

Woche   43   oefenen schrijfvaardigheid vrij

Woche 44     Herbstferien

Woche 45     oefenen schrijfvaardigheid   +  Schrijftoets

 

Modalverben auf Deutsch:

Opdracht 1

Vervoeg het modale werkwoord in combinatie met het juiste persoonlijk voornaamwoord

Jij mag hier nicht komen.
Du ... hier nicht kommen.

1. magst
2. mögst
3. dürfst
4. darfst

Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).

1. mag
2. magt
3. mög
4. mögt

Herr Lehrer, das ...... (können) Sie doch nicht machen.

1. kannen
2. können
3. konnen
4. könnt

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.

1. darf
2. darft
3. dürft
4. dürf

Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?

1. magt
2. mögt
3. mögen
4. mag

Vertaal de volgende zin in het Duits
'graag zouden willen'

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?

1. könnst
2. kanst
3. kannst
4. kan

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?

1. darf
2. darft
3. dürft
4. dürftet

Opdracht 2

Vervoeg het modale werkwoord in combinatie met het juiste persoonlijk voornaamwoord

Kannst du schwimmen? Ja, ........... ..........
gut schwimmen

Kann ich kommen?
Diese Woche ................... ..... leider nicht kommen.

Was mögen Sie am liebsten? Eis .......... .............
am liebsten, aber ohne Sahne

Wat hebben we nodig voor de voltooide tijd?

- een hulpwerkwoord

> haben

> sein

- een voltooid deelwoord

Hoe ziet dat er in een zin uit?

Ich ......... im Ausland ................ .

Ich habe im Ausland gewohnt.

Ich .....  in die Türkei ........... .

Ich bin in die Türkei gereist.

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord hören?

1. er hat gehört
2. er hat gehörd

Wat is de juiste wir-vorm in Perfekt van het werkwoord 'glauben'?

Was hat er ........................ ?

1. geantwortet
2. geantwort
3. antwortet
4. geantwortt

Wat is de juiste du-vorm in Perfekt van het werkwoord 'antworten'?

Das Festival ist gut ... .

1. georganisiert
2. organisiert

Mein Bruder hat im Ausland

1. studiert
2. gestudiert

Zet "Hier passiert nichts." in Perfekt:

Zet 'Das interessiert mich." in Perfekt:

Vertaal: ik heb gereisd

1. ich habe gereisd
2. ich bin gereist

Ik heb gezeild = ich ... gesegelt

1. bin
2. habe

Wat is de juiste ik-vorm in Perfekt van het werkwoord 'schwimmen'?

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord 'aussteigen'?

1. er ist ausstiegen
2. er hat ausstiegen
3. er ist ausgestiegen
4. es hat ausgestiegen

Wat is de juiste ik-vorm in Perfekt van het werkwoord 'benutzen'?

Zet "Er legt sein Handy weg." in Perfekt:

Sein Onkel ... früher als LKW-Fahrer .... (arbeiten).

Mein Oma ... 10 jahre lang in Bankok .... (wohnen).

Ich ... im Sommer in Sachsen .... (wandern).

Mein Vater ... meine Schulbücher .... (bestellen).

Die Zeitung ... gestern den Tod von Elisabeth ... (melden)

... du diese Brötchen schon ...?
(probieren)

an die Arbeit!

leren:

Grammatik: Verben

Tschüssi

Bis morgen!