Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Adjectives
Todays' Plan:
Classroom instructions (15 min)
Practice (15 min)
Study Irregular verbs (10 min)
Goal:
I can use adjectives
and adverbs in a sentence
1 / 41
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
In deze les zitten
41 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
10 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Todays' Plan:
Classroom instructions (15 min)
Practice (15 min)
Study Irregular verbs (10 min)
Goal:
I can use adjectives
and adverbs in a sentence
Slide 1 - Tekstslide
Adjectives
What are adjectives and how do you use them?
(bijvoegelijk naamwoord)
Slide 2 - Tekstslide
English sentences
strict structure
who
,
does
,
what
,
where
,
when
He
watched
a film
at the hotel
last weekend
.
voorbeelden op het bord. Steek je hand op als je een van de vormen kan invullen.
Slide 3 - Tekstslide
Zelfstandige naamwoorden
(Nouns)
adjectives
passen alleen maar bij
zelfstandige naamwoorden (nouns)
zn
=
de
,
het
of
een
ervoor zetten
in het Engels:
the
,
a
,
an
.
Welke woorden op het bord zijn
zelfstandige naamwoorden
?
Steek je hand op als je er een kan aanwijzen.
Slide 4 - Tekstslide
Adjectives
Nouns
Slide 5 - Tekstslide
Adjectives
and
Nouns
are married
bijvoegelijke naamwoorden infiltreren de zinsopbouw
who, does, what, where, when
-
adjective who
- does, -
adjective what
, -
adjective where
, when.
who
,
what
and
where
can have adjectives
bedenk een bijvoegelijk naamwoord voor de woorden op het bord. Steek je hand op als je er een weet.
Slide 6 - Tekstslide
The teacher explains the grammar in the classroom.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
The senses
Senses?
Zintuigen
smaak, zien, horen, voelen, ruiken
Slide 9 - Tekstslide
Practice
This food smells ......
Your dress looks ......
These sheets feel ....
This music sounds .....
Chocolate milk tastes ....
Slide 10 - Tekstslide
The senses
To
be
, to
appear
, to
seem
.
The 5 senses
to look
to feel
to taste
to sound
to smell
Wanneer je deze woorden gebruikt komt het bijvoeglijk naamwoord er direct achteraan.
I
am
curious
about that new film
He
appears
happy
with the rain.
That man
seems
suspicious.
Oefenen op het bord. Steek je hand op als je een zin kan bedenken.
Slide 11 - Tekstslide
Uitzonderingen
To
be
, to
appear
, to
seem
.
Wanneer je deze woorden gebruikt komt het bijvoeglijk naamwoord er direct achteraan.
I
am
curious
about that new film
He
appears
happy
with the rain.
That man
seems
suspicious.
Oefenen op het bord. Steek je hand op als je een zin kan bedenken.
Slide 12 - Tekstslide
What is an adverb?
Een '
adverb
' (
bijwoord
) is een omschrijvend woord dat iets zegt over een 'verb'(
werkwoord)
bijvoorbeeld: I can sing
beautifully
Een adverb komt na het werkwoord
Slide 13 - Tekstslide
Hoe maak je een adverb?
door
+ly
te plakken
bijvoorbeeld:
That music is
loud
--> He is talking
loudly
Please be
quiet
. --> and whisper
quietly
Slide 14 - Tekstslide
Spellingsuitzonderingen!
woord eindigt op -le -> -ly
terrible -> terribly
woord eindigt op medekl.+y -> -ily
easy -> easily
woord eindigt op -ic -> -ically
fantastic -> fantastically
Slide 15 - Tekstslide
nog meer uitzonderingen
Goed : good –
goodly
well
hard : hard –
hardly
hard
Snel : fast –
fastly
fast
laag : low–
lowly
low
lang : long –
longly
long
Slide 16 - Tekstslide
PRACTICE MAKES PERFECT
Slide 17 - Tekstslide
Wat doet een adjective?
A
zegt iets over een persoon
B
zegt iets over spullen
C
zegt iets over plaatsen
D
zegt iets over hoe je dingen doet
Slide 18 - Quizvraag
The ..1... car seems ..2...
Op welke plek komt "big"
A
1
B
2
Slide 19 - Quizvraag
adverbs zijn:
A
zelfstandige naamwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
bijwoorden
D
werkwoorden
Slide 20 - Quizvraag
What does an adverb do?
A
Zegt iets over een werkwoord
B
Zegt iets over de persoon
C
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
D
Zegt iets over de tijd
Slide 21 - Quizvraag
Adjectives and adverbs
She dances ......
A
wonderful
B
wonderfully
Slide 22 - Quizvraag
Adjectives and adverbs
She skates ....
A
fastly
B
fast
Slide 23 - Quizvraag
Adjectives and adverbs
Racehorses have to run really ....
A
quickly
B
quick
Slide 24 - Quizvraag
You can ... open the box.
A
easy
B
easily
C
easyly
Slide 25 - Quizvraag
He drives the car ...
A
carefully
B
careful
Slide 26 - Quizvraag
Jamie Oliver cooks ...
A
fantastic
B
fantasticly
C
fantastically
Slide 27 - Quizvraag
The ..1... building ..2...
Op welke plek komt "tall"
A
1
B
2
Slide 28 - Quizvraag
Which one is the adjective?
A
beautiful
B
well
C
normally
D
wonderfully
Slide 29 - Quizvraag
Madonna is a ... singer.
A
terribly
B
terrible
Slide 30 - Quizvraag
I think a Friesian horse is ...
A
beautiful
B
beautifully
Slide 31 - Quizvraag
Vul een adjective in dat past
A McClaren F1 car is very ....
Slide 32 - Open vraag
Marvel movies are ......
Slide 33 - Open vraag
The teacher gives ..... instructions.
Slide 34 - Open vraag
This is a ...... painting.
Slide 35 - Open vraag
Your .... dog bit me!
Slide 36 - Open vraag
My father drives a ...... car
Slide 37 - Open vraag
adjective
Slide 38 - Woordweb
Slide 39 - Woordweb
Slide 40 - Woordweb
Chapter 3
Extra oefeningen
online
Slide 41 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Adjectives
November 2023
- Les met
28 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Adjectives
25 days ago
- Les met
25 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
2VE Adjectives + Adverbs
June 2022
- Les met
19 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 2
E writing & grammar
January 2023
- Les met
17 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2d1 Adjectives vs adverbs
November 2022
- Les met
32 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Adjectives and Adverbs (2T - Theme 2 - Lesson 3)
November 2020
- Les met
15 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Adjectives and Adverbs recap
October 2017
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Adjective and adverbs
May 2021
- Les met
31 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2