W3 L2: Rechten en vrijheid

Welkom
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

  1. Herhaling: Contractfilosofen
  2. Positieve rechten natuurrechten
  3. Vrijheid
Programma

Slide 2 - Tekstslide

Hobbes
Rousseau
Locke
Een oorlog van allen tegen allen
We leveren vrijheid in om veiligheid terug te krijgen
"Leviathan" een sterke leider
Zelfliefde. We zorgen voor anderen
Eigenliefde: jaloers en hebberig
Directe democratie
Mens is vrij en gelijk
De overheid beschermd natuurrechten
Je mag in opstand komen tegen slecht leider

Slide 3 - Sleepvraag

3. Ik kan de relatie tussen vrijheid en rechten uitleggen en de belangrijke begrippen van dit onderwerp uitleggen, toepassen en beoordelen.
Dat betekent:
• Ik kan het onderscheid tussen positieve rechten en natuurrechten uitleggen en toepassen.
• Ik kan het onderscheid tussen positieve vrijheid en negatieve vrijheid uitleggen, toepassen en beoordelen.
• ik kan uitleggen hoe de vrijheid van één persoon de vrijheid van een ander kan inperken.
Leerdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Geef je mening over de volgende stellingen. Onderbouw je antwoord:

  1. Iemand die niet werkt moet voldoende geld krijgen om een huis en eten te kunnen betalen.
  2. Iemand die in de gevangenis zit voor moord mag niet meer stemmen bij de verkiezingen.
  3. De overheid moet zorgen voor eten en een dak, ook voor mensen die geen Nederlandse identiteit hebben.
  4. Iedereen die in Nederland woont moet naar een sportclub kunnen gaan. Ook als ze dat zelf niet kunnen betalen.
Ik kan het onderscheid tussen positieve rechten en natuurrechten uitleggen en toepassen.

Slide 5 - Tekstslide

Een recht: Een recht betekent dat je iets moet krijgen, of dat iets niet met je gedaan mag worden.

Waarom hebben we rechten?
Ik kan het onderscheid tussen positieve rechten en natuurrechten uitleggen en toepassen.

Slide 6 - Tekstslide

Een recht: Een recht betekent dat je iets moet krijgen, of dat iets niet met je gedaan mag worden.

Natuurrecht: Een recht dat iemand heeft omdat ze bestaan, en om geen andere reden.

Positief recht: Een recht dat iemand heeft omdat ze bij een bepaalde groep horen of het recht hebben verdient.
Ik kan het onderscheid tussen positieve rechten en natuurrechten uitleggen en toepassen.

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag
Positief recht: Een recht dat op een bepaalde tijd en plek geldt.

Positief recht en Natuurrecht

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
Natuurrecht: Een recht dat van nature gegeven is, en dat mensen altijd hebben, los van tijd en plaats
Positief recht en Natuurrecht
John Locke
Immanuel Kant

Slide 9 - Tekstslide

Kijk naar de antwoord op deze stellingen leg uit:
A. Over welk recht de stelling gaat.
B. Of dit volgens jou een natuurrecht of een positief recht is.

  1. Iemand die niet werkt moet voldoende geld krijgen om een huis en eten te kunnen betalen.
  2. Iemand die in de gevangenis zit voor moord mag niet meer stemmen bij de verkiezingen.
  3. De overheid moet zorgen voor eten en een dak, ook voor mensen die geen Nederlandse identiteit hebben.
  4. Iedereen die in Nederland woont moet naar een sportclub kunnen gaan. Ook als ze dat zelf niet kunnen betalen.

Slide 10 - Tekstslide

  1. Leg uit waarom alle mensen volgens Locke bepaalde natuurrechten hebben. Noem ook twee voorbeelden van natuurrechten volgens Locke.
  2. Ook Kant stelt dat mensen natuurrechten hebben. Leg uit waarom Kant dit zou zeggen. 
Ik kan het onderscheid tussen positieve rechten en natuurrechten uitleggen en toepassen.

Slide 11 - Tekstslide

Is deze vogel vrij?
Ik kan het onderscheid tussen positieve vrijheid en negatieve vrijheid uitleggen, toepassen en beoordelen.

Slide 12 - Tekstslide

Is deze vogel vrij?
Ik kan het onderscheid tussen positieve vrijheid en negatieve vrijheid uitleggen, toepassen en beoordelen.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is vrijheid?

  • Dat niemand je in de weg zit?
  • Dat je kan doen wat je zelf wil?
  • Dat je alles krijgt wat je wilt?
Ik kan het onderscheid tussen positieve vrijheid en negatieve vrijheid uitleggen, toepassen en beoordelen.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het verschil? Wie is het meest vrij?
Ik kan het onderscheid tussen positieve vrijheid en negatieve vrijheid uitleggen, toepassen en beoordelen.
Harry wil graag dokter worden, maar dat kan niet want hij zit in de gevangenis
Harry wil graag dokter worden, maar hij kan de studie niet betalen

Slide 15 - Tekstslide

Negatieve vrijheid: 
Vrijheid die je hebt omdat niets of niemand jou tegen houdt om te doen wat je wilt.

Positieve vrijheid:
Vrijheid die je hebt omdat je de middelen hebt om te doen wat je wilt.
Ik kan het onderscheid tussen positieve vrijheid en negatieve vrijheid uitleggen, toepassen en beoordelen.

Slide 16 - Tekstslide

Negatieve vrijheid: 
Vrijheid die je hebt omdat niets of niemand jou tegen houdt om te doen wat je wilt.

Je bent vrij vrij van belemmeringen zoals:
  • Hekken
  • Wetten
  • Verboden
Ik kan het onderscheid tussen positieve vrijheid en negatieve vrijheid uitleggen, toepassen en beoordelen.

Slide 17 - Tekstslide

Positieve vrijheid: 
Vrijheid die je hebt omdat je de middelen hebt om te bereiken wat je wilt.

Je hebt genoeg:
  • Geld
  • Intelligentie
  • Gezondheid
Ik kan het onderscheid tussen positieve vrijheid en negatieve vrijheid uitleggen, toepassen en beoordelen.

Slide 18 - Tekstslide

Maak de vragen op het werkblad.

Als je wilt dat ik de vragen nakijk stuur je me de antwoorden via Teams.
Aan de slag:

Slide 19 - Tekstslide

3. Ik kan de relatie tussen vrijheid en rechten uitleggen en de belangrijke begrippen van dit onderwerp uitleggen, toepassen en beoordelen.
Dat betekent:
• Ik kan het onderscheid tussen positieve rechten en natuurrechten uitleggen en toepassen.
• Ik kan het onderscheid tussen positieve vrijheid en negatieve vrijheid uitleggen, toepassen en beoordelen.
• ik kan uitleggen hoe de vrijheid van één persoon de vrijheid van een ander kan inperken.
Leerdoelen

Slide 20 - Tekstslide