Ontwikkelingspsychologie

H14.1, H15.1, H15.2 & H16.1
De Adolescentie
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
pedagogiekHBOStudiejaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H14.1, H15.1, H15.2 & H16.1
De Adolescentie

Slide 1 - Tekstslide

Welke uitspraak is juist? In de pubertaire groeispurt nemen...
A
lengte en breedte nemen net zoveel toe als in de babytijd
B
lengte en breedte minder toe dan in de babytijd
C
lengte en breedte meer toe dan in de babytijd
D
lengte en breedte net zoveel toe als in de kleutertijd

Slide 2 - Quizvraag

Welke uitspraken zijn juist?
De groeispurt bij meisjes...
A
start en eindigt 2 jaar eerder dan bij jongens
B
start en eindigt 2 jaar later dan bij jongens
C
start en eindigt op hetzelfde moment als bij jongens
D
start eerder, maar eindigt later dan bij jongens

Slide 3 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
De ... in de hersenen is verantwoordelijk voor hormoonaanmaak
A
hypocampus
B
hypothalamus
C
hypofyse
D
hyperianus

Slide 4 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
In de adolescentie ontwikkelt de ... zich sterk
A
amychdala
B
hypocampus
C
prefrontale cortex
D
hypothalamus

Slide 5 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
De periode waarin adolescenten zich onttrekken aan de verantwoordelijkheden van volwassenheid en verschillende mogelijkheden uitproberen heet...
A
Psychosociaal mortuarium
B
Psychopathisch mortanium
C
Psychosociale menopauze
D
Psychosociaal moratorium

Slide 6 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
... en ... hebben een theorie over morele ontwikkeling
A
Kohlberg & Gilligan
B
Vygotsky en Kohlberg
C
Piaget & Erikson
D
Gilligan en Erikson

Slide 7 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
De groei van ... is de belangrijkste reden voor cognitieve vooruitgang adolescenten
A
Metacognitie
B
Myelinelaag
C
Aantal verbindingen in de hersenen
D
Hormoonhuishouding

Slide 8 - Quizvraag

LAATSTE BONUS SLIDE VOOR 2 PUNTEN EXTRA PER GOED ANTWOORD:
Wat weet je allemaal van egocentrisme in de puberteit?

Slide 9 - Tekstslide

Egocentrisme bij adolescenten
  • Imaginair publiek;
  • Moeite met incasseren kritiek;
  • Hebben snel commentaar op anderen;
  • Denken dat ze in het middelpunt staan;
  •  Persoonlijke fabels

Slide 10 - Tekstslide

H9- De cognitieve ontwikkeling

Slide 11 - Tekstslide

Jean Piaget
"Alle mensen doorlopen in een vaste volgorde een reeks universele cognitieve ontwikkelingsstadia"

Slide 12 - Tekstslide

Sensomotorische fase: 0-2 jaar
Pre-operationele fase: 2-7 jaar
Concreet operationele fase: 7-12 jaar
Formeel operationele fase: 12+

Slide 13 - Tekstslide

Pre-operationele fase
Het gebruik van symbolisch denken groeit, evenals het vermogen om te redeneren en het gebruik van concepten
Symbolisch denken?

Slide 14 - Tekstslide

Pre-operationele stadium - belangrijke begrippen

Centratie: Het onvermogen van jonge kinderen om zich op meer dan één aspect van een stimulus te concentreren. Peuters en kleuters richten zich op oppervlakkige, in het oogspringende elementen


Slide 15 - Tekstslide

Pre-operationele stadium - belangrijke begrippen

Conservatie: het inzicht dat de hoeveelheid gelijk blijft als de  vorm verandert

Slide 16 - Tekstslide

Pre-operationele stadium - belangrijke begrippen


Egocentrisme: het onvermogen om zich in anderen te verplaatsen​
Twee vormen:​
  • Het gebrek aan besef dat anderen dingen vanuit een ander fysiek perspectief zien​
 Peuters die tijdens verstoppertje hun gezicht bedekken met een kussen. ​Ze gaan ervan uit dat anderen hetzelfde perspectief hebben, dus dat de ander hen ​
     niet kan zien (zij zien de ander ook niet)​
  • Het onvermogen om zich te realiseren dat anderen gedachten, gevoelens en standpunten hebben die verschillen van de eigen gedachten, gevoelens en standpunten
 Peuters/kleuters praten soms in zichzelf, ook in aanwezigheid van anderen en ze negeren soms wat een ander tegen hen zegt. Ze zijn zich niet bewust wat dit gedrag voor reacties bij anderen oproept.​








Slide 17 - Tekstslide

Lev Vygotsky


Cognitieve ontwikkeling is het resultaat van sociale interacties waarin kinderen leren door geleide participatie​

Kinderen groeien geleidelijk en gaan zelfstandig functioneren met behulp van volwassenen en leeftijdsgenoten​



                                                        ​










Slide 18 - Tekstslide

Lev Vygotsky
Cognitieve vaardigheden ontwikkelen zich doordat kinderen worden blootgesteld aan informatie binnen hun zone van naaste ontwikkeling:

'Het niveau waarop een kind een taak bijna, maar nog niet helemaal zelfstandig kan voltooien. Hiervoor hebben ze hulp nodig van een competenter persoon > scaffolding

Slide 19 - Tekstslide

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Vriendschappen:​
Rond 3 jaar beginnen kinderen vriendschappen te ontwikkelen​
Deze relaties zijn gebaseerd op: een metgezel hebben, spelen, je vermaken​

De kwaliteit van de interacties tussen kinderen en vrienden verandert:​
  • Een driejarige richt zich vooral op dingen samen doen en samen spelen​;
  • Een oudere kleuter besteedt meer aandacht aan vertrouwen, steun en gemeenschappelijke interesses​















Slide 20 - Tekstslide

Soorten spel
Functioneel spel​

Eenvoudige, zich herhalende activiteiten. Typisch voor 3-jarigen​
Een kind doet iets om actief te zijn. Er zijn geen andere doelen.​

Constructief spel​
Kinderen (4+) manipuleren objecten om iets te kunnen produceren of bouwen.​
Via constructief spel kunnen kinderen cognitieve en fysieke vaardigheden testen en fijne motoriek oefenen. Ook leren ze samenwerken.​



Slide 21 - Tekstslide

Sociale aspecten van spel
  • Solospel: Alleen spelen, vaak in nabijheid van anderen;
  • Parallel spel: Kinderen spelen naast elkaar met hetzelfde materiaal zonder interactie;
  • Toekijkend spel: Kijken naar het spel van anderen zonder zelf mee te doen;
  • Associatief spel: Twee of meer kinderen zijn in interactie door speelgoed of materiaal uit te wisselen of te lenen. Ze doen niet hetzelfde​;
  • Coöperatief spel: Kinderen spelen echt met elkaar: ze wisselen af, bedenken wedstrijdjes of doen spelletjes​.







Slide 22 - Tekstslide