H3 Les 4 Voedsel

H3 Les 4 Voedsel
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3 Les 4 Voedsel

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet wat planteneters, alleseters en vleeseters zijn
Je kunt uitleggen hoe een aantal productiedieren hun voedsel verteren 
Je kunt de meest voorkomende voersoorten voor productiedieren herkennen en benoemen 
Je kent het verschil tussen ruw- en krachtvoer 
Je kunt met een voerschema berekenen hoeveel voer een dier nodig heeft en dit voer afwegen 
Je kunt een voeradvies geven

Slide 2 - Tekstslide

Planteneters (Herbivore)
Veel productiedieren zijn planteneters of herbivoren. Ze eten alleen planten en geen vlees. 
Je kan een planteneters herkennen aan het gebied: ze hebben snijtanden en plooikiezen, maar geen hoektanden. 
De snijtanden zijn om de planten af te snijden. De plooikiezen gebruiken ze om de planten fijn te malen. 

Slide 3 - Tekstslide

Alleseters (Omnivore)
Alleseters of omnivoren eten zowel planten als vlees. Ze hebben knobbelkiezen, waarmee ze voedsel fijnmalen. Een alleseter heeft niet alleen snijtanden maar ook hoektanden. 

Slide 4 - Tekstslide

Vleeseters (Carnivore)
Vleeseters of carnivoren eten alleen maar vlees. Deze dieren hebben knipkiezen, waarmee ze het vlees in stukjes knippen. Ze hebben snijtanden en de hoektanden zijn meestal lang. De lange hoektanden worden gebruikt om hun prooi vast te houden. 
In Nederland hebben we geen vleeseters als productiedieren 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Zaadeters
Kippen behoren bij de zaadeters. Eigenlijk zijn kippen ook alleseters want ze eten graan, zaden en wormen.
Maar kippen hebben geen gebit. Ze verteren voedsel in hun maag. Dit doen ze door steentjes door te slikken die het voedsel fijn malen in de maag. 

Slide 7 - Tekstslide

Verteren 
Planten (vooral gras) zijn moeilijk te verteren. Daarom hebben planteneters een lang maag-darmkanaal (spijsverteringskanaal). 
Sommige planteneters zijn herkauwers, dit betekend dat ze hun voedsel 2x of vaker kauwen. 
Na de 1ste keer kauwen komt het gras in de pens.  Het wordt dan weer opgeboerd en herkauwd. Dit gaat net zolang door tot het gras helemaal fijn gemalen is. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Soorten voer
Ruwvoer: gras en mais. Ruwvoer heeft veel structuur. 
Krachtvoer: weinig structuur, maar bevat veel energie. 

Per dier is het verschillend welk voer en hoeveelheden zij nodig hebben. 

Slide 10 - Tekstslide

Ruwvoer

Slide 11 - Tekstslide

Krachtvoer

Slide 12 - Tekstslide

Onderhoudsvoer en productievoer
Onderhoudsvoer is het voer dat voldoende is om een dier in leven en gezond te houden. Maar veel productiedieren krijgen extra productievoer. Zo kunnen ze snel groeien of veel eieren leggen of melk produceren en tegelijk gezond blijven. 

Slide 13 - Tekstslide