Oefentoets ziekenhuiszorg

Oefentoets ziekenhuiszorg
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefentoets ziekenhuiszorg

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe worden aerogene infecties voornamelijk overgedragen?
A
Door bloedtransfusies
B
Via besmet voedsel
C
Via de luchtwegen
D
Door insectenbeten

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe worden bacteriële infecties behandeld
A
Virusremmers
B
Antibiotica
C
Niet behandeld

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ................. in het bloed bestrijden infecties
A
De rode bloedcellen
B
De witte bloedcellen
C
De bloedplaatjes

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn goedaardige aandoeningen van de vrouwelijke geslachtsorganen?
A
Eierstokkanker en endometriose
B
Baarmoederhalskanker en endometriose
C
Endometriose en vleesboom
D
Vleesboom en baarmoederhalskanker

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het hart heeft...
A
1 klep
B
2 kleppen
C
3 kleppen
D
4 kleppen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk symptoom komt bij bijna alle hartaandoeningen voor?
(1 punt)

A
Pijn op de borst
B
Benauwdheid
C
Hoge bloeddruk
D
Snelle pols

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bloeddruk in de kleine bloedsomloop is ......... dan in de grote bloedsomloop.
A
lager
B
hoger

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke hartaandoening is er sprake van zuurstofgebrek van de hartspier?
A
Hartfalen
B
Hartritmestoornis
C
Angina pectoris

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kleine bloedsomloop is de bloedsomloop die verloopt
over de longen
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het hart heeft .........?
A
3 kamers en 3 boezems
B
4 kamers
C
2 boezems en 2 kamers
D
4 boezems

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ischemische hartaandoening is:
A
Een hartaandoening veroor-zaakt door een beperkte bloedtoevoer naar het hart.
B
Een hartaandoening die veroorzaakt wordt door hoge bloeddruk.
C
Een hartaandoening die veroorzaakt wordt door een virale of bacteriële infectie.
D
Een aangeboren hartaandoening.

Slide 12 - Quizvraag

A
pagina 98
Wat is een endocarditis?
A
ontsteking van het hartzakje
B
ontsteking van de hartspier
C
ontsteking van de binnenbekleding van het hart
D
ontsteking van de buitenkant van het hart

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is ons eerste afweermechanisme van de aspecifieke afweer?
A
Lymfeklieren
B
Huid en slijmvliezen
C
Antistoffen
D
Bloed

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is aspecifieke afweer?
A
Houdt 1 ziekteverwekker tegen
B
Macrofagen zijn hierbij betrokken
C
Kan meerdere ziekteverwekkers aanvallen
D
antistofcellen zijn hierbij betrokken.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vorm van afweer bouw je pas na de geboorte (=verworven afweer) op?
A
specifieke afweer
B
aspecifieke afweer
C
mechanische afweer
D
chemische afweer

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is afweer
A
Afweer tegen een infectie
B
Op een andere ziekteverwekker past een andere antistof
C
Kale kip
D
Ziekteverwekkers onschadelijk temaken

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je loopt de kamer binnen van een zorgvrager die in contactisolatie zit. Je hebt geen direct contact met de zorgvrager of materialen in de kamer.
A
Wel een schort
B
Geen schort

Slide 18 - Quizvraag

Ook als je alleen binnenloopt zonder contact, kan je kleding in aanraking komen met besmette oppervlakken of luchtdeeltjes.

Daarom draag je altijd een halterschort en handschoenen bij het betreden van zo’n kamer.
welke isolatievorm wordt toegepast bij COVID 19
A
contact isolatie
B
strikte isolatie
C
druppelisolatie
D
aerogene isolatie

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je zorgt voor Mevr. de Laat die leukemie heeft en daarvoor chemotherapie krijgt. De arts vindt het belangrijk dat deze patiënt geïsoleerd verpleegd wordt. Welke isolatie vorm pas je toe?
A
Aerogene isolatie
B
Strikte isolatie
C
contact/ druppel isolatie
D
Beschermende isolatie

Slide 20 - Quizvraag

In de kamer is overdruk.  De luchtdruk in de kamer is hoger dan de luchtdruk buiten de kamer zodat pathogene organismen buiten blijven.

  • Bij verzorging wond steriele handschoenen aan.
  • eten moet bacterie arm zijn
  • Alle gebruiksvoorwerpen in de kamer worden gedesinfecteerd.
  • Zorgverleners die verkouden zijn mogen de kamer niet betreden.
In wat voor soort kamer dient een zorgvrager in strikte isolatie te verblijven?
A
Zespersoons kamer
B
Vierpersoonskamer
C
Een eenpersoonskamer
D
Isolatiekamer

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn specifieke klachten bij een urineweginfectie?
A
Bloed in de ontlasting, incontinentie voor ontlasting en vaker naar het toilet moeten
B
Pijn bij het plassen, kleine beetjes plassen en vaker naar het toilet, koorts
C
Pijn bij het plassen, minder vaak plassen en plotselinge incontinentie
D
Moe, misselijk, weinig eetlust en vaker naar het toilet moeten voor ontlasting.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mannen hebben meer kans op een urineweginfectie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is urineresidu?
A
Niet goed kunnen uitplassen
B
Niet of nauwelijks kunnen urineren

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omschrijf minimaal 4 aandoeningen aan de vrouwelijke geslachtsorganen.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is aids? is dit hetzelfde als HIV?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer een zorgvrager in contactisolatie ligt, dienst de zorgprofessional
A
Geen extra maatregelen te treffen
B
Handschoenen te dragen
C
Overschoenen te dragen
D
Een mondneusmasker te dragen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is sepsis?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een sepsis?
A
Ontsteking in de ledematen
B
Ontsteking die zich uitbreidt via het bloed
C
Ontsteking die zich uitbreidt via de zenuwen
D
Ontsteking in de longen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nierinsufficiëntie wil zeggen dat .......
A
De nieren filteren onvoldoende afvalstoffen uit het bloed
B
De nieren verschrompelen
C
De nieren teveel glucose door laten

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies