Haben und Sein, Persoonlijk voornaamwoord, Feesttenten regel,

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Für den Test

Periode 3

Was machen wir Heute?

- Persoonlijk voornaamwoord

- Haben und sein

- Werkwoord stam

- Feesttenten regel

- Uitzonderingen stam op -d/-t of s-klank

Persoonlijk Voornaamwoord

Woordjes die een PERSOON aangeven

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord

ik

jij

hij

zij (mv)

wij

jullie

het

u

zij

ich

ihr

er

es

wir

du

sie (mv)

Sie

sie

haben und sein

Wat is dat ook al weer?

haben

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

Vul alle vormen van het "haben" in,
Gebruik voor iedere vorm
een nieuw ballonnetje

sein

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

Vul alle vormen van het "sein" in,
Gebruik voor iedere vorm
een nieuw ballonnetje

haben en sein Toepassen!

Wat is dat ook al weer?

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
"Wie alt [...] du?"

1. sind
2. seid
3. bist
4. bin

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
"[...] Sie hier schon lange?"

1. sind
2. seid
3. bist
4. ist

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
"Mein Name [...] Tara."

1. sind
2. seid
3. bin
4. ist

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
"Wir [...] morgen Wochenende."

1. hast
2. haben
3. sind
4. ist

Feesttenten

(fe)eesttenten

ich stam+e

du stam+st

er/es/sie stam +t

wir stam+en

ihr stam+t

sie/Sie stam+en

Hoe maak je de juiste werkwoordsvorm?

Zet de stappen in de juiste volgorde:

1.

2.

3.

ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie, Sie ?

Maak de stam
van het
werkwoord

uitgang toe-voegen aan stam met (fe)esttenten-regel

ich

du

er/ sie/ es

wir

ihr

Sie/ sie

spiel

spiel

spiel

spiel

spiel

spiel

Wat komt er achter de stam

e

st

t

en

en

t

Warten

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

warte

wartest

wartet

warten

wartet

warten

Bijzonderheden

stam eindigt op -d of -t     

du, er/sie/es, ihr    >    krijgen een extra 'e'

(dan is het makkelijker uit te spreken!)

Voorbeelden

reden (= praten)                          >              du  red est

                                                                             er   red et / sie red et

                                                                             ihr  red et

atmen (= ademen)                      >              du atm est
                                                                             er   atm et  / sie atm et

                                                                             ihr  atm et

Vul de juiste vorm in:
Monica ... (reden) immer zu viel.

1. rede
2. redest
3. redt
4. redet

Vul de juiste vorm in:
... (warten) ihr auf den Bus?

1. wartet
2. warten
3. warte
4. wartest

Nog 1 klein puntje:

Als de stam op een 's'-klank eindigt   (bijv. s, ss, ß, z):

dan komt er bij
du alleen een 't' achter de stam

(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)

Nog een laatste keer oefenen:
Hoe zeg je 'jij heet Thom'?
heißen (= heten)

1. er heißt Thom
2. du heißst Thom
3. du heißt Thom
4. er heißst Thom

en nu 'jij danst'?

tanzen (= dansen)

1. du tanzest
2. du tanzst
3. du tanzt
4. du tanst

Nog even een uitleg

van een andere Duitsleraar .....