countables and uncountables

Welcome! 
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome! 

Slide 1 - Tekstslide

We are almost there! 

Slide 2 - Tekstslide

What are we up to today? 
Grammar - countables and uncountables - uitleg 
Oefenen; 
watching and listening 

Slide 3 - Tekstslide

Countables and uncountables 
Zelfstandige naamwoorden (nouns) kunnen verdeeld worden in 2 groepen: countables and uncountables. 
De meeste "countables" zijn woorden voor dingen die je kunt tellen, zoals: books, cars of students. Een "countable" kan je in het enkelvoud of in het meervoud zetten. 
Uncountables zijn woorden voor dingen die je niet kunt tellen: water, tea , money. 

Slide 4 - Tekstslide

Countable nouns 
1. Meervoud. Het meervoud van een "countable noun" eindigt op een (e)s: computer - computers; book - books; bus - busses. 
A lot of people lost thier lives in the plane crash. 
My daughter is 17 years old. 

Slide 5 - Tekstslide

2. Onregelmatige meervouden 
lady 
ladies
tooth 
teeth 
half 
halves 
foot 
feet 
shelf 
shelves 
goose
geese 
thief 
thieves 
mouse 
mice
wife
wives 
louse 
lice
crisis 
crises 
potato
potatoes 
basis 
bases 
tomato
tomatoes 

Slide 6 - Tekstslide

hero
heroes 
man
men
woman
women
child
children 
maar: pianos, photos, studios, euros, German - Germans 

Slide 7 - Tekstslide

3. De volgende "nouns" kunnen ENKELVOUD of MEERVOUD zijn: 
sheep 
schaap 
schapen 
deer 
hert 
herten 
aircraft 
vliegtuig 
vliegtuigen 
means 
middel
middelen 
barracks 
kazerne 
kazernes 
series 
serie
series
works
fabriek 
fabrieken 

Slide 8 - Tekstslide

Chinese 
Chinees 
Chinezen 
Japanese 
Japanner
Japanners
Portuguese 
Portugees 
Portugezen 
Swiss 
Zwitser 
Zwitsers 

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden: 
The sheep is / are grazing in the pasture. 
Our barracks is / are near our home. 
These Chinese work hard. 


this
these
that
those

Slide 10 - Tekstslide

Uncountable nouns 
Wanneer een "noun" niet iets telbaars aangeeft, maar meer een eigenschap, een stof, een proces of een onderwerp, dan betreft het een "uncountable noun". 
Example: We need  somebody with intelligence. 
We need bread. 
They talked about peace. 

Slide 11 - Tekstslide

1. Een aantal UNCOUNTABLES zijn COUNTABLE in het Nederlands 
advice 
advies 
business 
zaken 
furniture 
meubelen 
information 
inlichtingen 
news 
nieuwsberichten 
progress 
vorderingen 
property
waardevolle bezittingen 

Slide 12 - Tekstslide

Examples 
There is too much furniture in the house. 
Information is going to be given on a need to know basis. 
Progress is made by the students. 

Slide 13 - Tekstslide

Maar ook: 
a piece of furniture - een meubelstuk 
a piece of advice - een advies 
a piece of information - een inlichting 
a piece of news - een nieuwsbericht 
a loaf of bread - een brood 

Slide 14 - Tekstslide

2. Er zijn UNCOUNTABLES die meestal in MEERVOUD staan: 
belongings 
persoonlijke bezittingen 
premises
pand / gebouw 
customs 
douane 
stairs
trap
savings
spaargeld 
surroundings 
omgeving
clothes
kleren 

Slide 15 - Tekstslide

Examples: 
The premises are to be evacuated by 10 o'clock. 
The contents of the letter were not disclosed. 


goods 
goederen 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

3. Een bijzondere groep wordt gevormd
door woorden die uit twee of meer gelijke delen bestaan. Meestal zijn dit kledingstukken of werktuigen. 

glasses/
spectacles 
bril 
pyjamas 
pyjama 
binoculars 
verrekijker 
tights 
maillot/panty
scissors 
schaar
scales
weegschaal 
jeans
spijkerbroek
shorts 
korte broek
pants
lange broek 

Slide 18 - Tekstslide

Examples: 
Where are my earphones?  - They are on your desk. 
She took off her glasses and put them in her bag. 
MAAR: one pair of glasses.   two pairs of glasses. 

Slide 19 - Tekstslide

4. Een bijvoeglijknaamwoord 
gebruikt als zelfstandig naamwoord om een hele groep aan te duiden: 

the blind
de blinden 
the rich 
de rijken 
the poor
de armen 
the injured/the wounded 
de gewonden 

Slide 20 - Tekstslide

Example: 
Robin Hood stole money from the rich and gave it to the poor. 
The poor have nothing to eat. 
There were many poor  in those days. 

Slide 21 - Tekstslide

5. "Group nouns" komen allen in het enkelvoud voor: 
audience 
toeschouwers
crew
bemanning 
public 
publiek
staff 
personeel

Slide 22 - Tekstslide

Als de groep gezien wordt als bestaand uit verschillende personen dan staat het werkwoord in het meervoud; wordt de groep gezien als een geheel, dan staat het werkwoord in het enkelvoud. 
Our family have gone one a holiday. 
Our family has gone on a holiday. 

Slide 23 - Tekstslide

6. Er zijn "nouns" waarbij het werkwoord altijd in het meervoud moet staan:
police 
politie
cattle
vee
clergy
geestelijken 
gentry
adel

Slide 24 - Tekstslide

Examples: 

The police are still on the lookout for him. 

Slide 25 - Tekstslide

Sommige uncountables 
eindigen in "s" en lijken daarom op countables in het meervoud: 
politics - politiek 
economics - economie 
mathematics - wiskunde 
physics - natuurkunde 
linguistics - talen 

Slide 26 - Tekstslide

Example: 
Physics is a difficult subject. 

Slide 27 - Tekstslide

Tekst

Slide 28 - Tekstslide

Zet de woorden tussen haakjes in het meervoud: woman en child

Slide 29 - Open vraag

They buy (tomato) and (potato) there.

Slide 30 - Open vraag

The (fan) went to the (match) in (bus).

Slide 31 - Open vraag

There were many (policeman) because these (fan) sometimes carry (knife).

Slide 32 - Open vraag

(Aircraft) are also called (plane).

Slide 33 - Open vraag

The (secretary) told us that their (boss) were having a meeting.

Slide 34 - Open vraag

The (wife) of our (friend) like (goose) and (sheep).

Slide 35 - Open vraag

But (this) (lady) don’t like (mouse) and (snake).

Slide 36 - Open vraag

In autumn the (leaf) fall from the (tree).

Slide 37 - Open vraag

The (postman) had walked all day; their (foot) hurt.

Slide 38 - Open vraag

Zet de onderstaande zinnen in het meervoud

Slide 39 - Tekstslide

1. The policeman has found the lost box.
A
The policemen have found the lost boxes.
B
The policemans have found the lost boxies.

Slide 40 - Quizvraag

The child gave a tomato to the mouse.
A
The children gave tomato's to the mouses.
B
The children gave tomatoes to the mice.

Slide 41 - Quizvraag

What is the story of that book.
A
What are the stories of those books.
B
What are the story's of those books.

Slide 42 - Quizvraag

His wife always buys clothes for him.
A
Their wives always buy clothes for them.
B
Theirs wifes always buy cloths for them.

Slide 43 - Quizvraag

He put on his coat and his cap.
A
They put on theirs coats and theirs capes.
B
They put on their coats and their caps.

Slide 44 - Quizvraag

My tooth hurts badly!
A
Our teeth hurt badly!
B
Our toothes hurt badly!

Slide 45 - Quizvraag

John met a kind gentleman in the old churches
A
John met kind gentlemans in the old churches
B
John met kind gentlemen in the old churches

Slide 46 - Quizvraag

three more question!!! 

Slide 47 - Tekstslide

She is cold and her coat is wet.
A
They are cold and their coats are wet.
B
Their are cold and they coates are wet.

Slide 48 - Quizvraag

Mother found the toy behind the bush.
A
Mother's found the toy' behind the bushes.
B
Mothers found the toys behind the bushes.

Slide 49 - Quizvraag

He has your key but he cannot find that match.
A
They have your keyes but they cannot find those matchies
B
They have your keys but they cannot find those matches.

Slide 50 - Quizvraag

Neighbourhood watching in the UK: real stories 

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Video