1.2 Politieke stromingen (2a)

Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland

Slide 1 - Tekstslide

...uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden 
en dat de liberalen de macht hadden.

...beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie

...uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling 
steeds meer gingen onderscheiden.
Aan het einde van de les kan je...

Slide 2 - Tekstslide

Nederland werd in 1813 een constitutionele monarchie: een koninkrijk met een grondwet.
De ministers luisterden naar de koning, het parlement had weinig te zeggen.
Kortom: De koning had veel macht.

In 1848 kwam er een nieuwe grondwet, geschreven door Thorbecke. De koning had bijna geen macht meer:
 
De koning werd onschendbaar en er kwam ministeriële verantwoordelijkheid
Nederland werd een parlementaire democratie
Het werd pas duidelijk dat de koning geen macht meer had door de Luxemburgse kwestie

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

EXAMENTRAINING
Stap 1: Zelfstandig in stilte oplossen
(2 minuten)

Stap 2: In duo's bespreken en tot een conclusie komen
(1 minuten)

Stap 3: Klassikaal bespreken

Slide 5 - Tekstslide

EXAMENTRAINING
Stap 1: Zelfstandig in stilte oplossen
(2 minuten)

Stap 2: In duo's bespreken en tot een conclusie komen
(1 minuten)

Stap 3: Klassikaal bespreken

Slide 6 - Tekstslide

EXAMENTRAINING
Stap 1: Zelfstandig in stilte oplossen
(2 minuten)

Stap 2: In duo's bespreken en tot een conclusie komen
(3 minuten)

Stap 3: Klassikaal bespreken

Slide 7 - Tekstslide

EXAMENTRAINING
Stap 1: Zelfstandig in stilte oplossen
(2 minuten)

Stap 2: In duo's bespreken en tot een conclusie komen
(3 minuten)

Stap 3: Klassikaal bespreken

Slide 8 - Tekstslide

§1.2
Politieke stromingen
A
Een liberaal parlement
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
B
Sociale kwestie en schoolstrijd
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
C
Stromingen organiseren zich
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling steeds meer gingen onderscheiden.
Begrippen:
emancipatie
verzuiling
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen
met wetten en regels
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien 
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken
De protestanten werden ook wel de kleine luyden genoemd

Slide 12 - Tekstslide

  • Nederland was vanaf 1848 een parlementaire democratie, maar lang niet iedereen mocht stemmen.
  • Dat kwam door het censuskiesrecht: alleen mensen die rijk genoeg zijn om een bepaald bedrag aan belasting te betalen, mogen stemmen.
  • Vrouwen hadden geen stemrecht.
  • Alleen rijke mannen mochten dus stemmen in 1848. Dat was ongeveer 11% van de volwassen mannen.
  • Veel rijke mannen stemden op de liberalen. Zij hadden dan ook de macht in het parlement

  • De socialisten wilden het anders. Zij wilden algemeen kiesrecht 
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!

Online maken : Memo §1.2

Slide 14 - Tekstslide

Afsluiting
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien 
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken
De protestanten werden ook wel de kleine luyden genoemd

Slide 15 - Tekstslide

Je mocht in Nederland alleen stemmen als je rijk genoeg was. Dit noemen we het censuskiesrecht.
Vrouwen mochten sowieso niet stemmen.
De liberalen hadden de macht in het parlement. De socialisten wilden dit anders.
Zij wilden algemeen kiesrecht

De opkomst van de industriële revolutie zorgde voor veranderingen in de maatschappij: verstedelijking en de sociale kwestie. Voorbeelden zijn lage lonen, massale werkloosheid, kinderarbeid en slechte woon- en werkomstandigheden. Er waren nog maar weinig sociale wetten die de armen konden helpen.

Een belangrijk conflict tussen liberalen, socialisten en confessionelen was de schoolstrijd

De burgers willen in de tweede helft van de 19e eeuw meer gelijke rechten. Dit noem je emancipatie. Om dit voor elkaar te krijgen gaan burgers samenwerken. Hierdoor raakt de samenleving verdeeld in groepen: de verzuiling.
Afsluiting

Slide 16 - Tekstslide