Present Simple/ Past Simple

The Present Simple
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

The Present Simple

Slide 1 - Tekstslide

Grammar: Past Simple

Slide 2 - Tekstslide

Present or Past Simple
Na deze les weet je het verschil tussen de present simple en de past simple en kun je de present simple en de past simple op de juiste manier gebruiken 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Present simple

Wanneer gebruik je het?
  • feiten
  • gewoontes
  • iets wat regelmatig gebeurt
In a nutshell

Hoe maak je het?
  • gewoon het werkwoord:
       play, work, live
  • she/he/it > SHIT-regel
       voeg -s toe aan het                         werkwoord
       plays, works, lives

Slide 5 - Tekstslide

Grammar: Past Simple

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Hoe maak je de past simple?
Werkwoord + ed
work > worked
play > played
like > liked

Slide 8 - Tekstslide

She _____ (go) to Australia in 1994 and she liked it very much.
A
go
B
is going
C
gone
D
went

Slide 9 - Quizvraag

She usually _____ (walk) to school.
A
walk
B
walks
C
is walking
D
walking

Slide 10 - Quizvraag

The dog _____ (eat) its toy last night.
A
eat
B
ate
C
eats
D
eaten

Slide 11 - Quizvraag

Every Sunday we _____ (go) to see my grandparents.
A
go
B
goes
C
are going
D
going

Slide 12 - Quizvraag

The children often _____ (cry).
A
cry
B
cries
C
are crying
D
crying

Slide 13 - Quizvraag

Last weekend I _____ (go) to my cousins in Germany.
A
go
B
goes
C
goed
D
went

Slide 14 - Quizvraag

He often _____ (go) to the cinema.
A
go
B
goes
C
is going
D
are going

Slide 15 - Quizvraag

I _____ (buy) a beautiful ring for my girlfriend for christmas.
A
buy
B
buys
C
buyed
D
bought

Slide 16 - Quizvraag