ACT 8: TALENT IN DE KIJKER

ACT 5 ONDERWEG
ACTIVITEIT 8  
TALENT IN DE KIJKER
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WoLager onderwijs

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

ACT 5 ONDERWEG
ACTIVITEIT 8  
TALENT IN DE KIJKER

Slide 1 - Tekstslide

Kartonnetjes en duimspijkers ( 6x ) 

Slide 2 - Video

We houden een snelle quiz. Op het bord staan acht woorden. Bespreek de
woorden in je groepje. Jullie krijgen vier post-its. Als je een woord aan de
klas kunt uitleggen, schrijf je dat woord op een post-it. Schrijf er ook de
naam bij van wie de uitleg geeft. Zorg ervoor dat op elke post-it een ander
woord en een andere naam staat. Als jullie vier woorden en namen
gekozen hebben, kleven jullie de post-it bij het juiste woord op het bord.
Als jullie geen vier woorden kunnen verklaren, dan schrijf je meerdere
namen bij één woord op één post-it
We leren dat iedereen anders is en op een andere manier leert. 

Slide 3 - Tekstslide

• Dyslexie: Je hebt moeite met lezen. Je haalt letters en woorden door
elkaar.
• Dysorthografie: Je hebt moeite met spellen. Je schrijft veel foutjes. Vaak
komt dysorthografie samen voor met dyslexie.
• Dyscalculie: Je hebt moeite met rekenen. Je haalt de cijfers door elkaar.
• Dyspraxie: Je hebt moeite met fijne bewegingen zoals een papiertje van
een snoepje halen, een appel schillen, klein schrijven …
• ADHD: Je hebt moeite met aandacht.
• Autisme of ASS (autisme spectrum stoornis): Je hebt moeite om
informatie te verwerken. Die informatie krijg je binnen via je zintuigen.
Als je autisme hebt, dan krijg je door een of meer zintuigen extra
informatie binnen. Zo kan het zijn dat je gek wordt van alle geluidjes
van de kassa in een winkel.
• Hoogbegaafd: Je hebt een combinatie van een heel hoge intelligentie
en creativiteit.
• Hooggevoelig: Je bent heel gevoelig, je krijgt meer prikkels binnen dan
iemand anders. Muziek die andere mensen normaal vinden, kan voor
iemand die hooggevoelig is veel te luid zijn.
Leg de woorden die niemand kiest zelf kort uit.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

dyslexie
lezen
dyscalculie
rekenen
dysorthografie
schrijven
autisme
duidelijke regels, gewoonten (verschillende vormen)
hoogbegaafdheid
slim
ADHD
druk
Soms werken je hersenen anders

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Toon het filmpje ‘Snapje?’.
Wat is de inhoud van het filmpje? Waarover gaat het? (het gaat over het
feit dat je meer en beter onthoudt als wat je moet onthouden ondersteunt
wordt door beelden)
Toon het filmpje nog een keer. De leerlingen lossen de vragen in de
werkbundel op. Bespreek hun antwoorden kort. Lees samen het besluit.
Verwijs naar de mindmap die de leerlingen op het einde van elke les
maken. Begrijpen ze het belang van de woorden én de tekeningen in de
mindmap?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

IEDEREEN IS ANDERS
p. 32-33
Ga op verkenning. 
Kies zelf waarover je meer wil ontdekken.
Het toonmoment moet je niet voorbereiden.
Een beetje anders, dit is mijn talent!
timer
40:00

Slide 12 - Tekstslide

(let op enkele in enkele hoeken werkt de QR-code niet , op de drive staan de goede QR-codes, ik kleef dit op de QR codes die niet werken. 

Slide 13 - Tekstslide

overlopen  + aanvullen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ws. p.6

Slide 20 - Tekstslide

 Gewoontes en regels: initiatie
Leg uit dat, als je deel wilt uitmaken van een groep, het belangrijk is om
de gewoontes en de regels van die groep na te leven. Dat is een soort van
gedragscode.
• Welke regels gelden er zoal binnen de school?
Leg uit dat men die regels niet zomaar vastlegt. Ze vloeien voort uit wat
men belangrijk vindt in die omgeving, in die groep.
Op school vindt men het bv. belangrijk om respectvol met elkaar om te
gaan. Een manier om dat te bereiken, is door beleefd te zijn. Op school
vinden ze verdraagzaamheid ook belangrijk.
• Welke regel zouden we kunnen koppelen aan verdraagzaamheid?
Benadruk dat de leerlingen zelf iets mogen bedenken. Het hoeft geen
regel te zijn die echt op school geldt, zoals beleefdheid. Die regel zullen de
leerlingen een dag lang proberen na te leven, met als doel meer
verdraagzaamheid creëren. Je kunt bv. afspreken dat de leerlingen bij een
verschil van mening of opkomende ergernis elkaar een tikje op de
rechterschouder geven en een buiging maken. Dat gebaar geeft dan aan
dat ze de mening of het gedrag van de ander verdragen, zonder
geïrriteerd te raken.