H3.2 Het periodiek systeem

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

3.2 Periodiek systeem

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn ook alweer 
stoffen / moleculen?

Op microniveau kijken we
naar de deeltjes waar stoffen van gemaakt zijn.


De kleinste deeltjes van een stof
noemen we moleculen,
dus alle materie (alle stoffen) zijn gemaakt van moleculen.

Definitie:

Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof die nog alle eigenschappen van de stof heeft.

Slide 4 - Tekstslide

Waaruit zijn moleculen opgebouwd?

Moleculen zijn weer opgebouwd
uit andere bouwstenen, zodat verschillende 
molecuulsoorten verklaard kunnen worden.

Bij de scheikunde noemen we deze bouwstenen de atomen.

Er bestaan nu zo'n 118 atoomsoorten
waarvan er meer dan 30 kunstmatig zijn gemaakt en
alleen in een laboratorium heel kort kunnen bestaan.

Definitie:

Atomen zijn de bouwstenen van moleculen.

Slide 5 - Tekstslide

Mendelejeff
1869: eerste versie periodiek systeem der elementen 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het periodiek systeem?

Deze verschillende atoomsoorten zijn gerangschikt in een tabel.


Eerst zijn de atomen op volgorde van klein naar groot gezet.

Het kleinste atoom heeft 1 proton in de kern (= waterstof) en de grootste is Oganesson (Og) en deze heeft 118 protonen in de kern.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het periodieksysteem?

Daarna zijn de atomen op chemische eigenschappen (hoe reageren ze met water en hoe reageren ze met zuurstof) gegroepeerd. De stoffen die op dezelfde wijze reageren zijn onder elkaar gezet.


Deze kolom noemen we een groep. Zo is de tabel in 18 groepen gezet.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Wat zijn de metaal atomen en de niet-metaal atomen?

De atoomsoorten die elektronen weg doen staan aan de linkerkant van het periodieksysteem,
dit noemen we de metalen.


De atoomsoorten die elektronen opnemen, of niet reageren, staan aan de rechterkant van het periodieksysteem,
dit noemen we de niet-metalen.

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de metaal atomen en de niet-metaal atomen?

Als we alle elementen met elkaar vergelijken is er meteen één ding dat opvalt.


Bij het reageren zijn er atoomsoorten die elektronen weg doen.

En er zijn atoomsoorten die elektronen opnemen of niet reageren.




Slide 11 - Tekstslide

Periodiek systeem
Sortering van elementen
op volgorde
van atoomnummer

Horizontaal: perioden
Verticaal: groepen (gelijke
                     eigenschappen)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn de edelgassen en de halogenen?

Er zijn twee groepen van de niet-metalen die je bij naam moet kennen.


De edelgassen zijn elementen (stoffen) die bestaan uit losse atomen,
die juist niet (of zeer moeilijk) kunnen reageren. Die staan helemaal rechts in het periodieksysteem. Dit is groep 18

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn de edelgassen en de halogenen?



De groep die er naast staat (groep 17) zijn de halogenen.

De halogenen zijn niet-metalen die heel erg heftig met metalen reageren.

Bij deze reactie ontstaat altijd een zout

Halogeen betekent "Zoutvormer"

Slide 15 - Tekstslide

0

Slide 16 - Video

Kenmerken metalen
  • Glimmend oppervlak
  • Geleiden warmte en elektrische stroom
  • Kunnen vervormd worden als ze heet zijn.
  • Kunnen in gesmolten toestand worden gemengd met andere metalen.

Slide 17 - Tekstslide

zeer onedele metalen
  • alle metalen uit groep 1 =
      alkalimetalen, zijn zeer reactief.

      ze reageren zo heftig met b.v.     
      zuurstof en water dat ze onder
      een laagje olie bewaard worden
  • de aardalkalimetalen = groep 2
      reageren ook heftig maar iets
      minder heftig 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Edele metalen 
  • Edele metalen reageren niet of
      nauwelijks met andere stoffen.
  • daarom worden ze vaak gevonden
      als zuivere stof.
  • Goud (Au),
      Zilver (Ag), 
      Platina (Pt)

Slide 20 - Tekstslide

Lichte en zware metalen
lichte metaal: kleine dichtheid
zwaar metaal: hoge dichtheid

Slide 21 - Tekstslide

Legeringen
Een legering is een afgekoeld mengsel van samengesmolten metalen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Evaluatie Leerdoelen
  • Je leert de belangrijkste atoomsoorten met hun symbolen
      uit het periodiek systeem kennen
  • Je leert het verschil tussen metalen en niet-metalen
      herkennen en omschrijven
  • Je leert wat een legering is.
  • Je leert het verschil tussen elementen en verbindingen   
      omschrijven

Slide 24 - Tekstslide

Hoe heet de tabel waar alle elementen in staan?
A
elementen tabel
B
atoomsysteem
C
periodiek systeem
D
elementen systeem

Slide 25 - Quizvraag

Wat wordt er met de volgende definitie bedoeld?
Het kleinste deeltje van een stof die nog alle eigenschappen van die stof bevat.
A
molecuul
B
atoom
C
element
D
ion

Slide 26 - Quizvraag

Waar staan de metalen in het periodiek systeem?
A
links
B
rechts

Slide 27 - Quizvraag

Waar staan de edelgassen
in het periodiek systeem?
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 17
D
groep 18

Slide 28 - Quizvraag

Hoe heten de stoffen in groep 17
van het periodiek systeem?
A
edelgassen
B
metalen
C
halogenen
D
niet-metalen

Slide 29 - Quizvraag

Alle symbolen beginnen met een hoofdletter.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Alle symbolen bestaan uit minimaal 2 letters.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Waaruit kunnen zuivere stoffen bestaan?
A
elementen
B
verbindingen
C
elementen of verbindingen
D
geen van deze groepen

Slide 32 - Quizvraag

Alle elementen hebben een symbool.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

B is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 34 - Quizvraag

A is?
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 35 - Quizvraag

Met het deeltjesmodel kun je de faseovergangen verklaren.

Wat is het belangrijkste verschil tussen de moleculen in een vloeistof en in een gas?

A
In een vloeistof hebben de moleculen een vaste plaats.
B
In een vloeistof zitten de moleculen dichter op elkaar
C
In een vloeistof zijn de moleculen groter.
D
In een vloeistof zijn de moleculen kleiner.

Slide 36 - Quizvraag

De Vanderwaalsbinding is een soort van atoombinding
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quizvraag

Een mengsel heeft een
A
kookpunt
B
Kooktraject

Slide 38 - Quizvraag

Een fractie die bij de destillatie van aardolie ontstaat, is:
A
een mengsel met een kookpunt.
B
een mengsel met een kooktraject.
C
een zuivere stof met een kookpunt.
D
een zuivere stof met een kooktraject.

Slide 39 - Quizvraag

Een zuivere stof heeft een smelttraject
A
Nee
B
Ja
C
Soms
D
Geen idee

Slide 40 - Quizvraag

Boter heeft een
A
smeltpunt
B
smelttraject

Slide 41 - Quizvraag

Welk van de volgende uitspraken over een mengsel is/zijn waar?
A
Een mengsel bestaat uit één soort molecuul
B
Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen
C
Een mengsel heeft een kookpunt
D
Een mengsel heeft een kooktraject

Slide 42 - Quizvraag

Evaluatie Leerdoelen
  • Je leert het verschil tussen elementen en verbindingen omschrijven
  • Je leert de belangrijkste atoomsoorten met hun symbolen uit het periodiek systeem kennen
  • Je leert het verschil tussen metalen en niet-metalen herkennen en omschrijven
  • Je leert wat een legering is.

Slide 43 - Tekstslide