Examentraining NETL H5

Examentraining NETL H5
1 / 111
volgende
Slide 1: Tekstslide
Other languagesSecondary Education

In deze les zitten 111 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Examentraining NETL H5

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
We hebben twee keer een blokuur. 
- Uitleg verloop examen
- Tips 
Tekst 1 maken en bespreken. De rest van het examen is huiswerk!
Facultatief blokuur Nederlands komt in het rooster.

Slide 2 - Tekstslide

Verloop examen
Examen Nederlands 1e tijdvak 15 mei 13:30/16:00 plus eventueel extra tijd.

Je hebt (meestal) 3-5 teksten. Bij de ene tekst heb je meer vragen dan bij de andere tekst. 



Slide 3 - Tekstslide

Verloop examen
Meenemen:
- woordenboek NE
- twee pennen zwart of blauw
- twee markeerstiften in verschillende kleuren
- eten/drinken (geen buffet opbouwen, je zult niet verhongeren of uitdrogen in deze tijd)





Slide 4 - Tekstslide

voorbereiding
Echt leren is natuurlijk niet mogelijk, maar je kunt je zeker voorbereiden! 
  • onlineslagen.nl doorwerken
  • oude examens oefenen. 
  • begrippen leren: functiewoorden, argumentatie, drogredenen...

Slide 5 - Tekstslide

voorbereiding
lange zitting

Op donderdag 24-4 maak je tijdens de lange zitting een examen Nederlands. Hiervan krijg je de antwoorden mee naar huis. Kijk KRITISCH na. Dat betekent: ga er niet vanuit dat iets goed gerekend wordt wat er niet staat. "Ze snappen wel wat ik bedoel." 

Slide 6 - Tekstslide

Het examen maken
Lees de tekst eerst helemaal door voordat je de vragen gaat maken.
Tijdens het lezen van de tekst markeer de de kernzin van elke alinea. Doe dit steeds met dezelfde kleur markeerstift. Zo krijg je een duidelijk beeld van de tekst. Je weet wat het onderwerp is en je kent de hoofdgedachte. 

Slide 7 - Tekstslide

Het examen maken
Als je dat gedaan hebt, pak je het vragenboekje erbij. Er zijn verschillende soorten vragen: 


Slide 8 - Tekstslide

Het examen maken

  • Functionele argumentatievragen > nadenken óver argumentatie, scenariovragen
  • Vragen figuurlijk taalgebruik;
  • Vragen over framing > feiten en meningen uit elkaar halen, retorische dimensie, manipulatie doorgronden, kritische lezer;
  • Synthesetaken > vergelijken, in verband brengen;
  • Sorteertaken > haal standpunt eruit en noem de argumenten, sorteren van woorden, etc.;
  • Vragen over bruikbaarheid/betrouwbaarheid > beoordelen, evalueren en reflecteren.

Slide 9 - Tekstslide

Het examen maken
Hoe geef je goed en duidelijk antwoord?
  • Citeer alleen wanneer er staat ‘citeer’.
  • Als er staat 'leg uit' dan citeer je niet.
  • Als je de vraag herhaalt in je antwoord, telt deze herhaling niet mee voor het maximaal aantal woorden. Je maakt minder snel formuleringsfouten.
Vraag: Waarom gaat de schrijver elke week joggen?
Antwoord: Omdat hij fit wil zijn.   Dit is geen correcte zijn. 
Antwoord: De schrijver gaat elke week joggen omdat hij fit wil zijn. Telt niet mee voor het max. aantal woorden
Antwoord: de schrijver wil fit zijn. 
  • Als je moet samenvatten, gebruik je geen voorbeeld! 
  • Bij zinnen: hoofdletters en punten.




Slide 10 - Tekstslide

Het examen maken
Haal je antwoorden ALTIJD uit de bronnen (teksten/infographics/cartoons). Geef geen antwoorden op basis van je algemene kennis, onderbuikgevoel etc. Het examen Nederlands is er namelijk voor om te toetsen hoe jij informatie uit teksten kunt halen en beoordelen.

NB
Dit geldt niet alleen voor het examen Nederlands, maar ook voor de examens van de andere talen. 




Slide 11 - Tekstslide

Het examen maken
Het is zinvol om de tweede markeerstift te gebruiken wanneer je bijvoorbeeld:

  • Citaten moet overnemen;
  • In de vraag een bepaalde zin/citaat staat waar je 'iets' mee moet;
  • Voorbeelden moet opzoeken;
  • ...



Slide 12 - Tekstslide

Het examen maken
Werk netjes!

Zorg ervoor dat ik alles goed kan lezen. 
Ga er vanuit dat de tweede corrector heel gemeen is en al jouw punten wil afpakken. Geef hiervoor geen ruimte en werk daarom overzichtelijk en leesbaar. 





Slide 13 - Tekstslide

Het examen maken
Als je een vraag overslaat maak je deze alsnog als je de andere vragen BIJ DE BETREFFENDE TEKST hebt gemaakt. Wacht niet tot het laatst. Het kan dan gebeuren dat je teksten verwisseld. 

De teksten hebben inhoudelijk vaak overeenkomsten. Dat kan heel verwarrend zijn als je de vragen later maakt. 





Slide 14 - Tekstslide

Examen 2024
Lees de tekst nu en markeer de kernzinnen.

Als je klaar bent, dan maak je de vragen bij tekst 1.
Deze kijken we vandaag nog na. 
Ben je klaar met tekst 1, werk je door totdat we nakijken.

Maak de rest thuis af en kijk het na. 

Slide 15 - Tekstslide

tekst 1
1 Met welk begrip kan de functie van alinea 2 ten opzichte van alinea 1 het
best aangeduid worden?
A gevolg
B nuancering
C tegenstelling
D verklaring 
Voordat je antwoordt... Weet je wat er met  keuzemogelijkheden bedoeld wordt?

Slide 16 - Tekstslide

tekst 1
1 Met welk begrip kan de functie van alinea 2 ten opzichte van alinea 1 het
best aangeduid worden?

Kijk nu nog eens in alinea 1. Er wordt geschreven over een crisis. Daarbij worden woorden als desastreus. Is het echt zo erg? In alinea 2 wordt het al wat afgezwakt, genuanceerd. 

Slide 17 - Tekstslide

tekst 1
1 Met welk begrip kan de functie van alinea 2 ten opzichte van alinea 1 het
best aangeduid worden?
A gevolg
B nuancering
C tegenstelling
D verklaring 

Slide 18 - Tekstslide

tekst 1
Volgens tekst 1 bevinden we ons in een “aandachtscrisis” (regels 6-7).
Bij deze vraag heb je het veel makkelijker als je de tekst al het gelezen en de schrijversbedoeling kent!
2 Welke zin legt het best uit wat deze aandachtscrisis inhoudt?
Door het toenemende gebruik van sociale media en digitale technologie
A kunnen we alle nieuwe informatie die op ons afkomt niet meer
bijhouden. Dit is te kort door de bocht. Er staat veel meer in de tekst.
B kunnen we ons concentratievermogen niet optimaal benutten.
C worden onze vermogens tot multitasken en verwerken van prikkels
aangetast. Ook dit is minder dat wat er beschreven wordt. 
D worden onze creativiteit en productiviteit op de proef gesteld.  Nee, hier is juist geen bewijs voor. (alinea 2)

Slide 19 - Tekstslide

tekst 1
“Eén moment van mentale zwakheid of verveling en de mobiele telefoon
komt tevoorschijn.” (regels 15-18)
Naast mentale zwakheid en verveling worden nog andere oorzaken voor
de aandachtscrisis genoemd in alinea 1 en 2.
3 Noem drie van die oorzaken. Nummer je antwoorden. 

Pak nu je markeerstift en markeer deze zin.
Ook de oorzaken markeren. Kijk alleen in alinea 1 en 2!

Schrijf de oorzaken apart op. In de tekst staan ze vaak als een opsomming.

Slide 20 - Tekstslide

tekst 1
3 Noem drie van die oorzaken. Nummer je antwoorden. 
 de snelle digitale ontwikkelingen
 de hoeveelheid beschikbare informatie
 het vele multitasken
 de hoeveelheid prikkels die op ons afkomen
 (gebruik van) sociale media / smartphone
indien drie elementen juist 2
indien twee elementen juist 1
indien minder dan twee elementen juist 0
 Beoordeel de spelling. 
NOEM ER NIET MEER! ALLEEN DE EERSTE DRIE ANTWOORDEN WORDEN GETELD

Slide 21 - Tekstslide

tekst 1
3 Noem drie van die oorzaken. Nummer je antwoorden. 
  1. de hoeveelheid beschikbare informatie en multitasken
  2. de hoeveelheid prikkels die op ons afkomen en het gebruik van sociale media
  3. een nieuwe leefstijl

Wat is hier niet goed gegaan?

Deze leerling krijgt namelijk niet alle punten.

Slide 22 - Tekstslide

tekst 1
3 Noem drie van die oorzaken. Nummer je antwoorden. 
  1. de hoeveelheid beschikbare informatie en multitasken
  2. de hoeveelheid prikkels die op ons afkomen en het gebruik van sociale media
  3. een nieuwe leefstijl

Je moet de elementen dus apart opschrijven en nummeren. Alleen het eerste antwoord wordt nagekeken.

Slide 23 - Tekstslide

tekst 1
3 Noem drie van die oorzaken. Nummer je antwoorden. 
  1. de hoeveelheid beschikbare informatie en multitasken
  2. de hoeveelheid prikkels die op ons afkomen en het gebruik van sociale media
  3. een nieuwe leefstijl

Je moet de elementen dus apart opschrijven en nummeren. Alleen het eerste antwoord wordt nagekeken.

Slide 24 - Tekstslide

tekst 1
In alinea 4 en 5 worden een situatie, het gevolg daarvan, het ontstane
probleem en een oplossing beschreven.
4 Vat de informatie uit alinea 4 en 5 samen door onderstaande tabel in te
vullen.
Neem de nummers over en zet je antwoord daarachter.
situatie: 1
gevolg: 2
probleem: 3
oplossing: 4 
Je hoeft dus alleen de nummers over te nemen!

Slide 25 - Tekstslide

tekst 1

Slide 26 - Tekstslide

tekst 1
De afleiding bij het werken in een kantoortuin heeft volgens alinea 6 en 7
nadelige gevolgen, voor het bedrijf of de werknemer.
5 Welke drie nadelige gevolgen zijn dat? Nummer je antwoorden. 

Pak je markeerstift en ga op zoek. Let er weer op dat je de elementen apart benoemd en geen opsommingen in de antwoorden zet.

Slide 27 - Tekstslide

tekst 1
5 Welke drie nadelige gevolgen zijn dat? Nummer je antwoorden. 
maximumscore 2
De kern van een goed antwoord is:
  • (hogere) kosten die gepaard gaan met de afleiding dit is een oorzaak, geen gevolg. Noem dus alleen de kosten. De afleiding is de oorzaak. 
  • stress
  • fouten
indien drie elementen juist 2
indien twee elementen juist 1
indien minder dan twee elementen juist 0
 Beoordeel de spelling. 



Slide 28 - Tekstslide

tekst 1
6 Welk negatief gevolg hebben lunchvergaderingen voor de concentratie
van werknemers, volgens alinea 8 tot en met 10?
Geef antwoord in één of meer volledige zinnen. 

Ga in de tekst op zoek naar wat er gebeurt. De schrijver gaat hier dieper op in dan: De concentratie wordt minder. 

Slide 29 - Tekstslide

tekst 1
De kern van een goed antwoord is:
  • De concentratie (van een werknemer) kan zich (dan) niet opladen.  
  • Eenwerknemer krijgt (dan) niet de rust om zich (daarna) weer/beter te kunnen
  • concentreren. 
  • Je kunt je daarna minder goed concentreren. 
  • De concentratiespier kan zich niet ontspannen.
 
Beoordeel de spelling en grammatica.

Er worden geen halve punten gegeven voor halve antwoorden. 

Slide 30 - Tekstslide

Hieronder staan zes uitspraken over de verhouding van de mens tot
digitale ontwikkelingen.
7 Welke twee uitspraken zijn in overeenstemming met de informatie in
tekst 1?
Noteer alleen de nummers van die twee uitspraken.
1 De mens is mentaal sterk genoeg om afleidingen in de digitale samenleving te weerstaan en ons brein heeft daarom geen training nodig. Onzin, dat staat er zeker niet in.
2 De snelle digitale ontwikkelingen in onze samenleving zorgen ervoor dat ons brein oppervlakkiger gaat functioneren.
Het woord oppervlakkig wordt niet genoemd in combinatie met de werking van de hersenen.
3 Mensen weten in theorie wel hoe ze met de toegenomen informatie moeten omgaan, maar zwichten in de praktijk toch steeds voor afleidende prikkels. Dit staat ook niet zo in de tekst.
4 Het menselijk brein wordt in de digitale samenleving zwaarder belast, maar de werking ervan is niet veranderd. Klopt, zie alinea 2
5 Hoewel er nog geen hard bewijs voor is, zijn er sterke signalen dat de vele digitale informatietoepassingen onze creativiteit en intelligentie aantasten. Nee, waar zou dit staan?
6 Ons brein is dermate gevoelig voor afleiding dat multitasken een inefficiënte manier van werken is. Klopt. Alinea 2, 9

Slide 31 - Tekstslide

tekst 1
Zowel in alinea 2 als in alinea 6 noemt de auteur argumenten die tegen de
eigen argumentatie ingaan.
8 Welk effect is hiermee waarschijnlijk beoogd?

Lees eerst de alinea's nog een keer. Wat lees je? Hoe pakt de schrijver het aan? Welk effect heeft dit op jou? Daarna kijk je pas naar de antwoordmogelijkheden.

De argumenten die tegen de eigen argumenten ingaan hebben natuurlijk een gunstig effect! De schrijver wil immers een sterk stuk schrijven en serieus overkomen.

Slide 32 - Tekstslide

tekst 1
Zowel in alinea 2 als in alinea 6 noemt de auteur argumenten die tegen de
eigen argumentatie ingaan.
8 Welk effect is hiermee waarschijnlijk beoogd?
A geloofwaardiger, want hieruit blijkt dat het niet de bedoeling is de lezer
te misleiden. 
B krachtiger, want door deze nuances worden mogelijke bezwaren al
verworpen. Klopt. De bezwaren die je zou kunnen hebben, worden meteen verworpen. Dit is hetzelfde als bij een tegenargument en verwerping/ontkrachting bij een betoog. Dit maakt een tekst krachtiger.
C minder geloofwaardig, want de stelling van de tekst lijkt hierdoor niet
houdbaar.
D minder krachtig, want de tegenargumenten worden onvoldoende
verworpen. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

tekst 1
Kijk goed naar het plaatje. Cartoons zijn vaak ironisch of zelfs sarcastisch. 

Gebruik in je antwoord wel of niet.

Vergeet de toelichting niet.

Slide 35 - Tekstslide

tekst 1
maximumscore 1
De kern van een goed antwoord is:
De auteur van tekst 1 zal dit wel een goed idee vinden, want er zijn
werkplekken nodig zonder afleiding / waar opperste concentratie mogelijk
is / want in de huidige kantoortuinen zorgen (gesprekken van)
(langslopende) collega’s voor continue afleiding / is er veel afleiding / kun
je je niet goed concentreren.
 Beoordeel de spelling. 

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk
Maak het examen af. In het tweede (facultatieve) blokuur kijken we het samen na.
Als je niet van plan bent te komen, kijk je het zelf na.

Slide 37 - Tekstslide

tekst 2
Het blijft verleidelijk om de tekst niet te lezen en gelijk de vragen te maken. Ik vraag jullie toch om dit niet te doen. Je kunt de vragen namelijk veel makkelijker beantwoorden als je de hoofdgedachte kent. Deze vind je door de kernzinnen te markeren. Het is trouwens niet erg als je een keer een kernzin mist.

Slide 38 - Tekstslide

tekst 2
In alinea 1 en 2 worden een probleem en twee oorzaken van dat probleem
geschetst.
10 Vat het probleem en de twee oorzaken uit alinea 1 en 2 samen door
onderstaande tabel in te vullen. Neem de letters en nummers uit de tabel
over en zet je antwoord daarachter.
Geef antwoord in één of meer volledige zinnen en gebruik voor je totale
antwoord niet meer dan 60 woorden.
probleem: P
oorzaak 1: O1
oorzaak 2: O2

Slide 39 - Tekstslide

tekst 2

Slide 40 - Tekstslide

tekst 2
In alinea 3 en 4 komen de begrippen intensief lezen en extensief lezen
voorbij.
11 Geef per begrip aan wat ermee bedoeld wordt in tekst 2.
Noteer beide begrippen en schrijf je antwoord daarachter. 

Haal de antwoorden uit de tekst!

Slide 41 - Tekstslide

tekst 2
(3) Rond 1450 vond Gutenberg de boekdrukkunst uit. Vanaf dat mo35 ment worden teksten dankzij het
zetten van letters in lood1) in toenemende mate verspreid. En gelezen. Aanvankelijk bestond vooral een intensieve manier van lezen. Mensen lazen, vaak hardop, steeds
hetzelfde boek: de Bijbel, in Duitsland door Luther in de volkstaal
vertaald, of bij ons de moralistische gedichten van Jacob Cats. (4) In de achttiende eeuw begint
men extensief te lezen: het ene boek na het andere wordt verslonden. Mensen laten zich meeslepen door de verbeelding of het betoog

Slide 42 - Tekstslide

tekst 2
11 maximumscore 2
De kern van een goed antwoord is:
• intensief lezen: steeds (hardop) hetzelfde boek lezen 1
• extensief lezen: het ene na het andere boek lezen / veel verschillende
boeken/teksten lezen 

Haal het dubbelzinnige taalgebruik uit de tekst weg. 

Het ene na het andere boek werd verslonden

Slide 43 - Tekstslide

tekst 2
“Volgens de achttiende-eeuwse schrijver Georg Christoph Lichtenberg
was de wereld meer veranderd ‘door het lood in zetkasten dan door lood
in kogels’.” (regels 70-75)
12 Wat wordt met deze uitspraak duidelijk gemaakt, gelet op tekst 2?

Probeer eens goed te kijken naar deze uitspraak. Wat staat hier? Wat betekent het? Je hebt de tekst al een keer helemaal gelezen, dus misschien kun je het antwoord al wel bedenken. 

(5) Lezen maakte een democratische maatschappij mogelijk; het was en is de belangrijkste motor achter de basiswaarden van vrijheid en gelijkheid. Burgers begonnen na te denken over wat een rechtvaardige samenleving was en talloze
romans wierpen licht op schrijnende sociale ongelijkheid. Volgens de achttiende-eeuwse schrijver Georg
Christoph Lichtenberg was de wereld meer veranderd “door het lood in zetkasten dan door lood in  kogels”. 

Oh ja, dit hebben we ook al wel een beetje gehad bij literatuurgeschiedenis.

Slide 44 - Tekstslide

tekst 2
“Volgens de achttiende-eeuwse schrijver Georg Christoph Lichtenberg
was de wereld meer veranderd ‘door het lood in zetkasten dan door lood
in kogels’.” (regels 70-75)
12 Wat wordt met deze uitspraak duidelijk gemaakt, gelet op tekst 2?
Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat
A boeken de burgers meer hebben geleerd over een zinvolle manier van
samenleven dan oorlogen hebben gedaan.
B de boekdrukkunst de grote sociale ongelijkheid veel meer heeft
aangewakkerd dan oorlogen hebben gedaan. nee, juist niet
C de boekdrukkunst een grotere bijdrage heeft geleverd aan vrijheid en
gelijkheid dan oorlogen hebben gedaan.
D het lezen van boeken een grotere invloed heeft gehad op het uit de tijd
raken van gewoontes dan oorlogen hebben gehad. 

Slide 45 - Tekstslide

tekst 2
“Volgens de achttiende-eeuwse schrijver Georg Christoph Lichtenberg
was de wereld meer veranderd ‘door het lood in zetkasten dan door lood
in kogels’.” (regels 70-75)
12 Wat wordt met deze uitspraak duidelijk gemaakt, gelet op tekst 2?
Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat
A boeken de burgers meer hebben geleerd over een zinvolle manier van
samenleven dan oorlogen hebben gedaan.
B de boekdrukkunst de grote sociale ongelijkheid veel meer heeft
aangewakkerd dan oorlogen hebben gedaan. nee, juist niet
C de boekdrukkunst een grotere bijdrage heeft geleverd aan vrijheid en
gelijkheid dan oorlogen hebben gedaan.
D het lezen van boeken een grotere invloed heeft gehad op het uit de tijd
raken van gewoontes dan oorlogen hebben gehad. 
Nu blijven er twee over kijk nog even goed naar het verschil en naar de tekst

Slide 46 - Tekstslide

tekst 2
“Volgens de achttiende-eeuwse schrijver Georg Christoph Lichtenberg
was de wereld meer veranderd ‘door het lood in zetkasten dan door lood
in kogels’.” (regels 70-75)
12 Wat wordt met deze uitspraak duidelijk gemaakt, gelet op tekst 2?
Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat
A boeken de burgers meer hebben geleerd over een zinvolle manier van
samenleven dan oorlogen hebben gedaan.
B de boekdrukkunst de grote sociale ongelijkheid veel meer heeft
aangewakkerd dan oorlogen hebben gedaan. nee, juist niet
C de boekdrukkunst een grotere bijdrage heeft geleverd aan vrijheid en
gelijkheid dan oorlogen hebben gedaan.
D het lezen van boeken een grotere invloed heeft gehad op het uit de tijd
raken van gewoontes dan oorlogen hebben gehad. 
Antwoord C sluit het beste aan bij de tekst. Wat is een zinvolle manier van samenleven?

Slide 47 - Tekstslide

tekst 2
“Volgens de achttiende-eeuwse schrijver Georg Christoph Lichtenberg
was de wereld meer veranderd ‘door het lood in zetkasten dan door lood
in kogels’.” (regels 70-75)
12 Wat wordt met deze uitspraak duidelijk gemaakt, gelet op tekst 2?
Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat
A boeken de burgers meer hebben geleerd over een zinvolle manier van
samenleven dan oorlogen hebben gedaan.
B de boekdrukkunst de grote sociale ongelijkheid veel meer heeft
aangewakkerd dan oorlogen hebben gedaan. nee, juist niet
C de boekdrukkunst een grotere bijdrage heeft geleverd aan vrijheid en
gelijkheid dan oorlogen hebben gedaan.
D het lezen van boeken een grotere invloed heeft gehad op het uit de tijd
raken van gewoontes dan oorlogen hebben gehad. 
Antwoord C sluit het beste aan bij de tekst. Wat is een zinvolle manier van samenleven?

Slide 48 - Tekstslide

tekst 2
Is lezen nog wel van deze tijd?” (regel 76)
1p 13 Wat is het antwoord op deze vraag, gelet op de strekking van tekst 2?


Probeer ook bij deze vraag eens een antwoord te bedenken zonder in de tekst te zoeken. Het staat er toch niet letterlijk in. Je hebt de tekst gelezen en begrepen, toch?

Let op! Niemand heeft om jouw eigen mening gevraagd!

Slide 49 - Tekstslide

tekst 2
Is lezen nog wel van deze tijd?” (regel 76)
1p 13 Wat is het antwoord op deze vraag, gelet op de strekking van tekst 2?
A Het is twijfelachtig of lezen nog van deze tijd is, omdat het lezen in
een neerwaartse spiraal terechtgekomen is. Dit ontkent de schrijver niet, maar dit is niet de hoofdgedachte van de tekst
B Lezen is zeker niet meer van deze tijd, omdat we tegenwoordig veel
meer aandacht hebben voor het bewegende beeld van onze
schermen. Ook dit wordt aangesproken, maar de schrijver zegt hiermee niet dat lezen niet meer van deze tijd is.
C Lezen is zeker wel van deze tijd, omdat het ervoor zorgt dat we
kunnen functioneren in een democratische maatschappij. 

Slide 50 - Tekstslide

tekst 2
Is lezen nog wel van deze tijd?” (regel 76)
1p 13 Wat is het antwoord op deze vraag, gelet op de strekking van tekst 2?
A Het is twijfelachtig of lezen nog van deze tijd is, omdat het lezen in
een neerwaartse spiraal terechtgekomen is. Dit ontkent de schrijver niet, maar dit is niet de hoofdgedachte van de tekst
B Lezen is zeker niet meer van deze tijd, omdat we tegenwoordig veel
meer aandacht hebben voor het bewegende beeld van onze
schermen. Ook dit wordt aangesproken, maar de schrijver zegt hiermee niet dat lezen niet meer van deze tijd is.
C Lezen is zeker wel van deze tijd, omdat het ervoor zorgt dat we
kunnen functioneren in een democratische maatschappij. 

Slide 51 - Tekstslide

tekst 2
14 Wat is het doel van de historische schets in alinea 3 tot en met 5?
Met de historische schets in alinea 3 tot en met 5 wordt getoond dat lezen

De schrijver wil met deze tekst vooral aantonen dat lezen ook nog iets van deze tijd is. Kijk ook nog eens naar de vorige vraag. 

Slide 52 - Tekstslide

tekst 2
14 Wat is het doel van de historische schets in alinea 3 tot en met 5?
Met de historische schets in alinea 3 tot en met 5 wordt getoond dat lezen
A essentieel is voor het functioneren van een democratie.
B kan helpen om ons te verhouden tot het verleden.
C misschien wel leuk is, maar volstrekt uit de tijd.
D onze kennis van de binnenwereld kan vergroten. 

Slide 53 - Tekstslide

tekst 2
Kijk eerst heel goed naar de grafiek.
Wat staat hier precies?

Kijk niet een kwartier lang. Vooral de
tekst boven de grafiek is van belang. 


Slide 54 - Tekstslide

tekst 2
“Weinigen gaan zover, maar dat lezen, en al helemaal het lezen van
boeken, in een neerwaartse spiraal dreigt te belanden, valt ondanks
leesclubs en e-readers toch lastig te ontkennen.” (regels 82-87)
5 Leg uit in hoeverre deze bewering wel of niet wordt bevestigd door
bron 2.
Geef antwoord in één of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 25 woorden. 

Wat willen ze precies van je weten?

Deze bewering wordt wel/niet bevestigd door bon 2, omdat....
Deze woorden tellen NIET mee bij je antwoord, maar zullen je helpen goed te formuleren.

Slide 55 - Tekstslide

tekst 2
In deze tabel kun je aflezen dat het lezen afneemt. Maar zou je dit zo algemeen kunnen zeggen?
Kijk eens naar de laatste kolom!


Slide 56 - Tekstslide

tekst 2
15 maximumscore 1
De kern van een goed antwoord is: een van de volgende:
 Deze bewering / Dit beeld wordt wel bevestigd in bron 2, want hoe
jonger de leeftijdsgroep, hoe minder er gelezen wordt / want bij het
totaal aantal / de meeste groepen lezers zie je een afname. NB: de oudere groep leeft dus over een x aantal jaren niet meer. We kunnen er niet vanuit gaan dat de andere leeftijdsgroepen dan opeens heel veel gaan lezen.
 Deze bewering / Dit beeld wordt niet bevestigd in bron 2, want in de
oudste leeftijdsgroep gaat het lezen niet achteruit.
 Deze bewering / Dit beeld wordt niet bevestigd in bron 2, want bron 2
zegt niets over wat er gelezen wordt / want in bron 2 kun je niet zien
welk deel gaat over het lezen van boeken.
 Deze bewering / Dit beeld wordt niet bevestigd in bron 2, want je kunt
niet zien of de neerwaartse spiraal in de toekomst doorzet / want bron
2 is niet actueel.
 Maximumlengte van het antwoord: 25 woorden.
 Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 57 - Tekstslide

tekst 2
In een tekst kunnen verschillende drogredenen voorkomen, zoals:
 een cirkelredenering
 een onjuist beroep op autoriteit
 een persoonlijke aanval
 het ontduiken van de bewijslast
 het vertekenen van het standpunt

De drogredenen moet je dus wel kennen. Staan in je boek bij de theorie van blok 3


Slide 58 - Tekstslide

tekst 2
Een kritische lezer zou kunnen opmerken dat één van deze drogredenen
te herkennen is in alinea 6.
2p 16 Noem die ene drogreden. Noteer daarachter de twee nummers van de
hieronder genoemde uitspraken waarin die drogreden te herkennen is.
1 “Weinigen gaan zover” (regel 82)
2 “en al helemaal het lezen van boeken” (regels 83-84)
3 “valt (...) toch lastig te ontkennen” (regels 85-87)
4 “Ik ben natuurlijk vooringenomen, want mijn leven hangt van lezen en
schrijven aan elkaar.” (regels 87-90)
5 “zoals elke lezer weet” (regels 95-96)
6 “Een goed boek is doorgaans leuker dan de film” (regels 96-97) 
 Beoordeel de spelling en grammatica.

Zoek deze regels in je tekst en markeer ze! Dat werkt een stuk makkelijker.

Slide 59 - Tekstslide

tekst 2

Slide 60 - Tekstslide

tekst 2
Een kritische lezer zou kunnen opmerken dat één van deze drogredenen
te herkennen is in alinea 6.
2p 16 Noem die ene drogreden. Noteer daarachter de twee nummers van de
hieronder genoemde uitspraken waarin die drogreden te herkennen is.
1 “Weinigen gaan zover” (regel 82)
2 “en al helemaal het lezen van boeken” (regels 83-84)
3 “valt (...) toch lastig te ontkennen” (regels 85-87) Als je zegt dat iets lastig te ontkennen is, dan leg je de bewijslast weg. Je hebt als schrijver geen moeite gedaan om uit te zoeken waarom de neerwaartse spiraal lastig te ontkomen is. Hij zegt nu iets, maar legt niet uit waarom het zo is. 
4 “Ik ben natuurlijk vooringenomen, want mijn leven hangt van lezen en
schrijven aan elkaar.” (regels 87-90)
5 “zoals elke lezer weet” (regels 95-96) Dit is een klassiek voorbeeld van ontkennen van de bewijslast
6 “Een goed boek is doorgaans leuker dan de film” (regels 96-97) 
 Beoordeel de spelling en grammatica.

Zoek deze regels in je tekst en markeer ze! Dat werkt een stuk makkelijker.

Slide 61 - Tekstslide

tekst 2
In alinea 10 van tekst 2 wordt gesproken over “die nalatigheid”
(regel 172).
17 Citeer uit alinea 10 het zinsgedeelte waaruit blijkt wat met die nalatigheid
wordt bedoeld.




Slide 62 - Tekstslide

tekst 2
In alinea 10 van tekst 2 wordt gesproken over “die nalatigheid”
(regel 172).
17 Citeer uit alinea 10 het zinsgedeelte waaruit blijkt wat met die nalatigheid
wordt bedoeld.


Het is natuurlijk wel belangrijk dat je weet wat nalatigheid betekent. Zoek het eventueel op. 



Slide 63 - Tekstslide

tekst 2
In alinea 10 van tekst 2 wordt gesproken over “die nalatigheid”
(regel 172).
17 Citeer uit alinea 10 het zinsgedeelte waaruit blijkt wat met die nalatigheid
wordt bedoeld.


17 maximumscore 1
“(De) desinteresse van de politiek (in literatuur- en taalonderwijs en in
lezen)” (regel 168) 



Slide 64 - Tekstslide

tekst 2
18 Citeer uit alinea 10 de twee woorden waarin de kritiek van tekst 2 op die
nalatigheid het sterkst tot uitdrukking komt. 

(10) De desinteresse van de politiek
in literatuur- en taalonderwijs en in
170 lezen is dan ook onbegrijpelijk en
schandalig. Misschien kan aan het
bestrijden van die nalatigheid een
wat filosofischer argument worden
toegevoegd, dat ik nog niet eerder


Slide 65 - Tekstslide

tekst 2
18 Citeer uit alinea 10 de twee woorden waarin de kritiek van tekst 2 op die
nalatigheid het sterkst tot uitdrukking komt. 

(10) De desinteresse van de politiek
in literatuur- en taalonderwijs en in
170 lezen is dan ook onbegrijpelijk en
schandalig. Misschien kan aan het
bestrijden van die nalatigheid een
wat filosofischer argument worden
toegevoegd, dat ik nog niet eerder....

Opmerking
Beide woorden moeten genoemd zijn voor toekenning van het scorepunt.
Beoordeel de spelling



Slide 66 - Tekstslide

tekst 2
“Misschien kan aan het bestrijden van die nalatigheid een wat
filosofischer argument worden toegevoegd, dat ik nog niet eerder
tegenkwam.” (regels 171-175)
1p 19 Wat houdt dit filosofische argument in?
Misschien kan aan het
bestrijden van die nalatigheid een
wat filosofischer argument worden
toegevoegd, dat ik nog niet eerder
175 tegenkwam. In toenemende mate
worden wij beheerst door de
algoritmen van de grote techbedrijven en dat geldt voor jonge
mensen des te meer. Hoe stellen
180 we ons daartegen teweer, zelfs al
zijn we ons daarvan bewust?

Slide 67 - Tekstslide

tekst 2
“Misschien kan aan het bestrijden van die nalatigheid een wat
filosofischer argument worden toegevoegd, dat ik nog niet eerder
tegenkwam.” (regels 171-175)
1p 19 Wat houdt dit filosofische argument in?
Dit houdt in dat lezen ons helpt om
A de politieke desinteresse in lezen te bestrijden.
B onafhankelijk te blijven van de digitale technologie.
C ons bewust te worden van de algoritmen van de grote techbedrijven.
D stil te zitten wanneer we niet mentaal of visueel geprikkeld worden. 

Slide 68 - Tekstslide

tekst 2
De titel van tekst 2 is “Lezen is cruciale oefening voor geest én lichaam”.
1p 20 Wat moeten mensen oefenen voor hun geest, volgens alinea 11 en 12? 

Je moet dus ook hier goed kijken naar de vraag. Je antwoord moet komen uit alinea 11 en 12. 

De kern van een goed antwoord is:
concentratie / zich concentreren op een tekst / hun geestelijke activiteit op
iets richten
Niet goed:
stilzitten  is een fysieke oefening
 Beoordeel de spelling. 


Slide 69 - Tekstslide

tekst 2
In een tekst kunnen verschillende argumentatieschema’s worden gebruikt,
zoals een argumentatieschema op basis van
1 autoriteit
2 kenmerk of eigenschap
3 oorzaak en gevolg
4 overeenkomst en vergelijking
5 voorbeelden
6 voor- en nadelen
21 Welk argumentatieschema wordt vooral gebruikt voor de
hoofdargumentatie in tekst 2?
Noteer alleen het nummer van je antwoord. 

Uitleg hierover staat in je boek, maar ik denk dat je ook zo veel antwoorden kunt vinden.

Slide 70 - Tekstslide

tekst 2
In een tekst kunnen verschillende argumentatieschema’s worden gebruikt,
zoals een argumentatieschema op basis van
1 autoriteit
2 kenmerk of eigenschap
3 oorzaak en gevolg
4 overeenkomst en vergelijking
5 voorbeelden
6 voor- en nadelen

Slide 71 - Tekstslide

tekst 2
In alinea 2 wordt de vraag gesteld of “wij kiezen voor ontlezing of dat we
het sluipenderwijs laten gebeuren” (regels 30-32). Uit alinea 11 en 12 kan
een antwoord op deze vraag worden afgeleid.
22 Welke zin geeft dat antwoord het best weer?
Ontlezing
A is een keuze, want we besteden veel te veel tijd aan de schermen van
onze smartphones.
B is een keuze, want we oefenen te weinig met het vermijden van
fysieke en visuele prikkels.
C laten we sluipenderwijs gebeuren, want we hebben ons afhankelijk
laten maken van digitale technologie.
D laten we sluipenderwijs gebeuren, want we zijn een weerloos
slachtoffer geworden van commerciële en politieke manipulatie. 

Slide 72 - Tekstslide

tekst 2
In alinea 2 wordt de vraag gesteld of “wij kiezen voor ontlezing of dat we
het sluipenderwijs laten gebeuren” (regels 30-32). Uit alinea 11 en 12 kan
een antwoord op deze vraag worden afgeleid.
(11) Daartoe moeten we ons niet tot object van digitale technologie latenmaken, een technologie die er
steeds beter in slaagt ons via visuele en emotionele prikkels aan zich te binden. Het handhaven of
terugwinnen van onze onafhankelijkheid vereist niet alleen bewust zijn van wat deze technologie met
ons doet, maar ook oefening. Die oefening is vaak tegelijk een fysieke oefening. Namelijk stilzitten als je
niet mentaal of visueel wordt geprikkeld.
(12) Iedereen kent de verleiding van de smartphone en hoe die je wegtrekt uit een tekst. Je een tijd op tekst concentreren en je dus vanuit eigen geestelijke activiteit op iets richten, is veel moeilijker geworden. Precies deze zowel geestelijke als lichamelijke oefening is nodig om niet de speelbal te worden van commerciële en politieke manipulatie die het zelfstandig
denkende individu wegvaagt, en daarmee ons maatschappelijk
functioneren in een levende democratie.

Slide 73 - Tekstslide

tekst 2
In alinea 2 wordt de vraag gesteld of “wij kiezen voor ontlezing of dat we
het sluipenderwijs laten gebeuren” (regels 30-32). Uit alinea 11 en 12 kan
een antwoord op deze vraag worden afgeleid.
22 Welke zin geeft dat antwoord het best weer?
Ontlezing
A is een keuze, want we besteden veel te veel tijd aan de schermen van
onze smartphones.
B is een keuze, want we oefenen te weinig met het vermijden van
fysieke en visuele prikkels.
C laten we sluipenderwijs gebeuren, want we hebben ons afhankelijk
laten maken van digitale technologie.
D laten we sluipenderwijs gebeuren, want we zijn een weerloos
slachtoffer geworden van commerciële en politieke manipulatie. 

Slide 74 - Tekstslide

tekst 2
23 Welke zin geeft het tekstdoel van tekst 2 het best weer?
De tekst wil
A de lezer aan het denken zetten over de manier waarop we ervoor
kunnen zorgen dat we geen weerloos slachtoffer worden van
commerciële en politieke manipulatie.
B de lezer overtuigen van het feit dat een goede leescultuur een
voorwaarde is om een maatschappij goed te laten functioneren.
C de lezer informeren over het ontstaan van de boekdrukkunst en welke
gevolgen die heeft gehad voor de democratische maatschappij.
D de politiek overhalen om meer belangstelling te tonen voor de
afnemende leesvaardigheid in de samenleving. 

Slide 75 - Tekstslide

tekst 2
23 Welke zin geeft het tekstdoel van tekst 2 het best weer?
De tekst wil
A de lezer aan het denken zetten over de manier waarop we ervoor
kunnen zorgen dat we geen weerloos slachtoffer worden van
commerciële en politieke manipulatie.
B de lezer overtuigen van het feit dat een goede leescultuur een
voorwaarde is om een maatschappij goed te laten functioneren.
C de lezer informeren over het ontstaan van de boekdrukkunst en welke
gevolgen die heeft gehad voor de democratische maatschappij.
D de politiek overhalen om meer belangstelling te tonen voor de
afnemende leesvaardigheid in de samenleving. 

Slide 76 - Tekstslide

tekst 3
24 Hoe kan de houding van de auteur van tekst 3 ten opzichte van ontlezing
bij jongeren het best worden getypeerd?

Deze vraag kun je alleen beantwoorden als je de tekst eerst HELEMAAL leest.
De auteur
A is teleurgesteld dat jongeren minder lezen, want boeken bieden zoveel
waardevols.
B onderkent het probleem van ontlezing, maar toont begrip voor de
situatie van jongeren.
C vindt de situatie niet zorgwekkend, want jongeren gaan als ze ouder
zijn toch lezen.
D windt zich erover op, maar snapt wel dat jongeren minder lezen met al
die afleidingen van hun beeldschermen. 

Slide 77 - Tekstslide

tekst 3
24 Hoe kan de houding van de auteur van tekst 3 ten opzichte van ontlezing
bij jongeren het best worden getypeerd?

Deze vraag kun je alleen beantwoorden als je de tekst eerst HELEMAAL leest.
De auteur
A is teleurgesteld dat jongeren minder lezen, want boeken bieden zoveel
waardevols.
B onderkent het probleem van ontlezing, maar toont begrip voor de
situatie van jongeren.
C vindt de situatie niet zorgwekkend, want jongeren gaan als ze ouder
zijn toch lezen.
D windt zich erover op, maar snapt wel dat jongeren minder lezen met al
die afleidingen van hun beeldschermen. 

Slide 78 - Tekstslide

tekst 3
In alinea 2 tot en met 5 wordt de inspanning op het gebied van lezen
vergeleken met die op het gebied van fietsen. Je kunt de ontwikkelingen
in deze inspanningen weergeven met behulp van onderstaande tabel.
3p 25 Vul de tabel aan met de juiste informatie uit tekst 3. Neem de nummers uit
de tabel over en zorg dat er correcte zinnen ontstaan.
lezen fietsen
Vroeger (1) … Vroeger (4) …
En toen (2) … En toen (5) …
Daardoor (3) … Daardoor (6) …

Deze vraag is geschrapt! Uiteindelijk bleek het te ingewikkeld en daarom is besloten de vraag uit het examen te halen. Du punten telden dus niet mee.

Slide 79 - Tekstslide

tekst 3

Slide 80 - Tekstslide

tekst 3
“Het is – wat klinkt dat vervelend – een letterlijk “asociale” bezigheid.”
(regels 80-81)
In deze zin geeft de auteur zelf commentaar op het gebruik van het woord
“asociale”

26 Wat is het belangrijkste effect van dit commentaar?
Het maakt de lezer ervan bewust dat de term “asociaal” normaal
gesproken
Eigenlijk hoef je de tekst niet te lezen om de vraag te beantwoorden. Kijk voor de zekerheid nog wel even naar het tekstgedeelte.
A een negatieve lading heeft, maar in dit geval neutraal wordt bedoeld.
B een negatieve lading heeft, maar in dit geval positief wordt bedoeld.
C een neutrale lading heeft, maar in dit geval negatief wordt bedoeld.
D een neutrale lading heeft, maar in dit geval positief wordt bedoeld. 

Slide 81 - Tekstslide

tekst 3
“Het is – wat klinkt dat vervelend – een letterlijk “asociale” bezigheid.”
(regels 80-81)
In deze zin geeft de auteur zelf commentaar op het gebruik van het woord
“asociale”

26 Wat is het belangrijkste effect van dit commentaar?
Het maakt de lezer ervan bewust dat de term “asociaal” normaal
gesproken
Eigenlijk hoef je de tekst niet te lezen om de vraag te beantwoorden. Kijk voor de zekerheid nog wel even naar het tekstgedeelte.
A een negatieve lading heeft, maar in dit geval neutraal wordt bedoeld.
B een negatieve lading heeft, maar in dit geval positief wordt bedoeld.
C een neutrale lading heeft, maar in dit geval negatief wordt bedoeld.
D een neutrale lading heeft, maar in dit geval positief wordt bedoeld. 

Slide 82 - Tekstslide

tekst 3
“Lezen lukt vaak alleen in alle rust en stilte. Kom daar eens om in deze
tijd.” (regels 85-87)
27 Welke constatering over “deze tijd” is af te leiden uit bovenstaand citaat? 

Ik zou deze zin nog een keer opzoeken en markeren. Daarna nog even lezen wat om het citaat heen staat. 

Weet je wel wat een constatering is? Zo niet, zoek het op!


Slide 83 - Tekstslide

tekst 3
“Lezen lukt vaak alleen in alle rust en stilte. Kom daar eens om in deze
tijd.” (regels 85-87)
27 Welke constatering over “deze tijd” is af te leiden uit bovenstaand citaat? 

maximumscore 1
De kern van een goed antwoord is:
Er is weinig rust en stilte (om te lezen). / Deze tijd is niet rustig.
 Beoordeel de spelling




Slide 84 - Tekstslide

tekst 3
“Wat heeft dat ‘lastige lezen’ meer te bieden dan kijken?” (regels 97-99)
 28 Wat is het antwoord op deze vraag, volgens tekst 3?
Geef antwoord in één of meer volledige zinnen. 

De kern van een goed antwoord is:
(Dat lastige) lezen / (Alleen) (het lezen van) een roman biedt je de
mogelijkheid om je te verplaatsen in (de gedachten en gevoelens van / de
hoofden van) anderen/personages. 

Zorg er echt voor dat je in zinnen antwoord en niet in steekwoorden. Dan is je antwoord in ieder geval fout. 

Slide 85 - Tekstslide

tekst 3
De titel van tekst 3 kan worden gezien als een oproep.
1p 29 Aan wie wordt deze oproep gedaan, gelet op de conclusie van tekst 3?
(11) Alleen de roman biedt de mogelijkheid je echt te verplaatsen in de hoofden van anderen, hun gedachten en diepste gevoelens te 115 leren kennen. Dat maakt lezen nog altijd uniek en waardevol. Alle reden dus om het literatuuronderwijs te stimuleren, maar dan is het wel zaak je niet af te zetten 120 tegen Netflixkijken. Betrek het kijken naar verhalen veel meer bij het lezen van verhalen.
(12) Vergelijkend kijken en lezen
levert mogelijk op dat jongeren
125 tijdens het literatuuronderwijs
ontdekken dat het lezen van een
verhaal nog altijd iets essentieels
biedt wat Netflix mist.

Slide 86 - Tekstslide

tekst 3
De titel van tekst 3 kan worden gezien als een oproep.
1p 29 Aan wie wordt deze oproep gedaan, gelet op de conclusie van tekst 3?
Deze oproep wordt gedaan aan
A de jongere generatie lezers.
B de makers van Netflixseries.
C docenten literatuuronderwijs.
D Maarten Doorman. 

Slide 87 - Tekstslide

tekst 3
2p 30 Welke omschrijving verwoordt het best de hoofdgedachte van tekst 3?
A Om de toenemende ontlezing door jongeren te stoppen, is het
belangrijk dat de jeugd tijdens het literatuuronderwijs leert inzien dat
het lezen van boeken een unieke en waardevolle activiteit is.
B Om het lezen te stimuleren, moeten docenten ervoor zorgen dat de
jongere generatie zowel verhalen leest als naar verhalen kijkt, zodat
zij leert dat boeken iets noodzakelijks bieden wat series en films niet
bieden.
C Om te begrijpen waarom jongeren tegenwoordig minder lezen, moet
de oudere generatie accepteren dat de leesinspanning door de jeugd
heel anders wordt ervaren dan door de oudere generatie toen die jong
was. 

Slide 88 - Tekstslide

tekst 3
2p 30 Welke omschrijving verwoordt het best de hoofdgedachte van tekst 3?
A Om de toenemende ontlezing door jongeren te stoppen, is het
belangrijk dat de jeugd tijdens het literatuuronderwijs leert inzien dat
het lezen van boeken een unieke en waardevolle activiteit is.
B Om het lezen te stimuleren, moeten docenten ervoor zorgen dat de
jongere generatie zowel verhalen leest als naar verhalen kijkt, zodat
zij leert dat boeken iets noodzakelijks bieden wat series en films niet
bieden.
C Om te begrijpen waarom jongeren tegenwoordig minder lezen, moet
de oudere generatie accepteren dat de leesinspanning door de jeugd
heel anders wordt ervaren dan door de oudere generatie toen die jong
was. 

Slide 89 - Tekstslide

overkoepelende vragen
Hieronder staan zeven uitspraken naar aanleiding van tekst 2 en 3.
1 De auteur benadert zowel beeld als schrift positief.
2 De auteur is bezorgd over de gevolgen van ontlezing voor de
maatschappij.
3 De auteur presenteert zich als leesliefhebber.
4 De auteur richt zich in de tekst tot het onderwijs.
5 De auteur richt zich in de tekst tot de politiek.
6 De auteur vindt dat boeken iets unieks kunnen bewerkstelligen bij de
lezer.
7 De auteur ziet een generatiekloof op het gebied van lezen.
4p 31 Geef voor elke uitspraak aan of deze van toepassing is op alleen tekst 2,
alleen tekst 3 of allebei.
Noteer steeds het nummer van de uitspraak en zet je antwoord
daarachter. 

Slide 90 - Tekstslide

overkoepelende vragen
31 maximumscore 4
1 (alleen tekst) 3
2 allebei
3 allebei
4 (alleen tekst) 3
5 (alleen tekst) 2
6 allebei
7 allebei / (alleen tekst) 3
indien zeven elementen juist 4
indien zes elementen juist 3
indien vijf elementen juist 2
indien vier elementen juist 1
indien minder dan vier elementen juist 0 

Slide 91 - Tekstslide

overkoepelende vragen
Stel je voor:
Op school ga je discussiëren over de volgende stelling: “Een verhaal in
boekvorm heeft meerwaarde boven een Netflixverhaal.” Je leest ter
voorbereiding op de discussie tekst 2, tekst 3 en tekstfragment 1.
Tijdens het lezen merk je op dat het begrip “geestelijke […] oefening” uit
tekst 2 (regels 202-203) inhoudelijk overeenkomt met een zin in alinea 5
tot en met 8 van tekst 3.
1p 32 Citeer deze zin uit tekst 3. 

Slide 92 - Tekstslide

overkoepelende vragen
32 maximumscore 1
“(Lezen vraagt nogal wat inspanning van de lezer:) geconcentreerde
aandacht en het transformeren van een wereld in woorden tot een
verhaal.” (regels 64-68, tekst 3)

OF

“Je moet het verhaal zelf oproepen in je hoofd.” (regels 68-69, tekst 3)
 Beoordeel de spelling. 

Slide 93 - Tekstslide

overkoepelende vragen
Het begrip “geestelijke oefening” komt ook in andere bewoordingen voor
in alinea 2 van tekstfragment 1.
1p 33 Welke bewoording in tekstfragment 1 is dat?





Slide 94 - Tekstslide

overkoepelende vragen
Het begrip “geestelijke oefening” komt ook in andere bewoordingen voor
in alinea 2 van tekstfragment 1.
1p 33 Welke bewoording in tekstfragment 1 is dat?

maximumscore 1
De kern van een goed antwoord is:
een van de volgende:
 mijn verbeelding
 actieve verbeelding
 (het) verbeeldingsvermogen
 Beoordeel de spelling. 




Slide 95 - Tekstslide

overkoepelende vragen
Je zoekt uit of de auteurs van tekst 2 en tekst 3 en de twee personen in
tekstfragment 1 het wel of niet eens zijn met de stelling en waarom.
34 Neem de nummers uit onderstaande tabel over en geef steeds aan of de
betreffende persoon het wel of niet eens is met de stelling en wat diens
belangrijkste argument daarvoor is.
stelling: “Een verhaal in boekvorm heeft meerwaarde boven een
Netflixverhaal.”
persoon                                      wel of niet eens                                         belangrijkste argument
1 auteur tekst 2
2 auteur tekst 3
3 Fleur Jongepier
4 Désanne van Brederode

Slide 96 - Tekstslide

overkoepelende vragen

Slide 97 - Tekstslide

tekst 4
36 Welke term geeft het best weer hoe er in alinea 3 en 4 wordt gedacht over
de regelgeving rondom ouder- en partnerschapsverlof in Nederland?
Eigenlijk komt het in alinea 1 en 2 al een beetje naar voren. Gelijkheid heeft ook met eerlijkheid te maken.

Slide 98 - Tekstslide

tekst 4
In alinea 2 wordt een vergelijking gemaakt met Scandinavische landen.
1p 35 Wat is het belangrijkste doel van deze vergelijking?

Om deze vraag te beantwoorden is alinea 1 erg belangrijk. Daar wordt het probleem, de lage plek in de ranglijst, uitgelegd.

Slide 99 - Tekstslide

tekst 4
In alinea 2 wordt een vergelijking gemaakt met Scandinavische landen.
1p 35 Wat is het belangrijkste doel van deze vergelijking?
A aangeven dat een hoge plaats op de ranglijst gendergelijkheid
samenhangt met het investeren in vaderschapsverlof
B laten zien dat de situatie in Nederland niet zo veel verschilt van die in
de Scandinavische landen
C voorbeelden geven van landen die moeders en vaders gelijk
behandelen na de geboorte van een kind
D vooruitlopen op de vergelijking met Noorwegen die later in de tekst
wordt uitgewerkt 

Slide 100 - Tekstslide

tekst 4
36 Welke term geeft het best weer hoe er in alinea 3 en 4 wordt gedacht over
de regelgeving rondom ouder- en partnerschapsverlof in Nederland?
De regelgeving is
A ondoordacht.
B onduidelijk.
C oneerlijk.
D onuitvoerbaar.

Slide 101 - Tekstslide

tekst 4
In alinea 5 en 6 staat een argumentatie over het huidige Nederlandse
beleid ten opzichte van ouderschapsverlof.
4p 37 Vat deze argumentatie samen aan de hand van onderstaande tabel.
Neem hiervoor de nummers over op je antwoordblad en noteer daarachter
de juiste aanvullingen.
Zorg dat er correcte zinnen ontstaan.
typering huidige beleid In de huidige situatie (1) …
reden voor het huidige beleid De reden is dat (2) …
bezwaren tegen het huidige beleid Dit beleid is niet gewenst, want (3)
… en (4) …


Slide 102 - Tekstslide

tekst 4
In alinea 5 en 6 staat een argumentatie over het huidige Nederlandse
beleid ten opzichte van ouderschapsverlof.
4p 37 Vat deze argumentatie samen aan de hand van onderstaande tabel.
Neem hiervoor de nummers over op je antwoordblad en noteer daarachter
de juiste aanvullingen.
Zorg dat er correcte zinnen ontstaan.
typering huidige beleid In de huidige situatie (1) …
reden voor het huidige beleid De reden is dat (2) …
bezwaren tegen het huidige beleid Dit beleid is niet gewenst, want (3)
… en (4) …


Slide 103 - Tekstslide

tekst 4

Slide 104 - Tekstslide

tekst 4
38 Welke zin geeft de strekking van alinea 7 het best weer?
A Moeders hoeven zich tijdens hun ouderschapsverlof geen zorgen te
maken over inkomensverlies.
B Ouderschap leer je al doende en komt zowel bij moeders als vaders
vanzelf als ze voor hun baby zorgen.
C Vaders hebben meer tijd en ruimte nodig om voor hun baby te leren
zorgen dan moeders.
D Zowel moeders als vaders kunnen goed voor hun baby leren zorgen,
maar hebben daar allebei tijd en rust voor nodig. 

Slide 105 - Tekstslide

tekst 4
38 Welke zin geeft de strekking van alinea 7 het best weer?
A Moeders hoeven zich tijdens hun ouderschapsverlof geen zorgen te
maken over inkomensverlies.
B Ouderschap leer je al doende en komt zowel bij moeders als vaders
vanzelf als ze voor hun baby zorgen.
C Vaders hebben meer tijd en ruimte nodig om voor hun baby te leren
zorgen dan moeders.
D Zowel moeders als vaders kunnen goed voor hun baby leren zorgen,
maar hebben daar allebei tijd en rust voor nodig. 

Slide 106 - Tekstslide

tekst 4
“Toch slaagt het Noorse model er niet volledig in zorgtaken gelijk te
verdelen.” (regels 107-109)
2p 39 Welke twee redenen worden hiervoor genoemd in tekst 4?
Geef antwoord in één of meer volledige zinnen. Nummer je antwoorden. 


Slide 107 - Tekstslide

tekst 4
39 maximumscore 2
De kern van een goed antwoord is:
• (Ouders hebben gezamenlijk recht op een volledig doorbetaald verlof
van zestien weken, maar) het zijn vooral de moeders die dit / (extra)
volledig betaald verlof opnemen / die zich verder specialiseren in zorg. 1
• Het is bij topfuncties / in het bedrijfsleven (nog steeds) niet gebruikelijk
dat mannen er lange tijd uit gaan om te zorgen. / Er heerst een
competitieve arbeidscultuur. 1
 Beoordeel de spelling en grammatica

Slide 108 - Tekstslide

tekst 4
“Maar om vaders te beschermen tegen een competitieve arbeidscultuur
zou het partnerverlof, net als het verlof bij moeders, ook verplicht moeten
worden.” (regels 132-136)
40 Waarom zou een verplicht partnerverlof vaders beschermen tegen een
competitieve arbeidscultuur, volgens tekst 4?
Geef antwoord in één of meer volledige zinnen. 

Slide 109 - Tekstslide

tekst 4
 40 maximumscore 1
De kern van een goed antwoord is:
(Een verplicht partnerverlof zal vaders beschermen tegen een competitieve
arbeidscultuur) omdat de werkvloer/werkgever dan niet langer druk kan
uitoefenen op vaders om verlofrechten op te geven. / omdat het dan
gebruikelijk / de norm / geen uitzondering zal zijn om langdurig
vaderschapsverlof op te nemen. / omdat mannen dan niet de druk voelen
om verlofrechten op te geven.
 Beoordeel de spelling en grammatica. 

Slide 110 - Tekstslide

tekst 4
 40 maximumscore 1
De kern van een goed antwoord is:
(Een verplicht partnerverlof zal vaders beschermen tegen een competitieve
arbeidscultuur) omdat de werkvloer/werkgever dan niet langer druk kan
uitoefenen op vaders om verlofrechten op te geven. / omdat het dan
gebruikelijk / de norm / geen uitzondering zal zijn om langdurig
vaderschapsverlof op te nemen. / omdat mannen dan niet de druk voelen
om verlofrechten op te geven.
 Beoordeel de spelling en grammatica. 

Slide 111 - Tekstslide