5 - Les 9 - De voordelen van lezen

5 - De voordelen van lezen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

5 - De voordelen van lezen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Academische woordenschat 2
Maak de oefeningen om de eerste reeks academische woordenschat in te oefenen:
Nederlands 6BCW/6WW - oefeningen - Academische woordenschat 
  • Academische woordenschat 1
  • Academische woordenschat 1 - afgeleide vormen

Schrijf intussen een lijst met de woordenschat op een apart blad. Woorden opschrijven helpt je om ze te leren. 

timer
30:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 9 - een synthese schrijven
pg.93

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

een samenvatting met informatie uit verschillende bronnen
pg.96

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.96

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke tips heb je voor het maken van een goede samenvatting?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

pg.96

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.96

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een synthese schrijven
Maak deze oefening in Bookwidgets. Ontdek zo stap voor stap hoe je een synthese schrijft. 
Thema's - Thema 5
  • Een synthese schrijven oriënteren

Houd ook je boek bij de hand, zodat je de teksten grondig kan verwerken. 

Je synthese schrijf je in een andere oefening. Zorg dat je eerst de oriëntatie juist hebt.

pg.98-103

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een synthese schrijven
Maak deze oefening in Bookwidgets. Ontdek zo stap voor stap hoe je een synthese schrijft. 
Thema's - Thema 5
  • Een synthese schrijven: uitwerken

Wanneer je hebt ingediend, vergelijk je jouw synthese met de voorbeeldsynthese. 

Vul de rubriek in op basis van deze vergelijking
pg.98-103

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wetenschappelijk schrijven
eigen materiaal

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Gezamenlijk boek
Sacha Bronwasser - 
Luister

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sacha Bronwasser - Luister
In augustus 1989 vertrekt Marie (21) halsoverkop naar Parijs om als au pair te gaan werken bij een Frans gezin. Waarom ze haar studie aan de academie voor fotografie plotseling afbreekt en alles achterlaat, wordt pas in de loop van het verhaal duidelijk. Opnieuw beginnen valt lang niet mee, en het duurt ook wel even voordat ze in Frankrijk haar draai vindt, zeker ook door die lastige taal.  

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sacha Bronwasser - Luister
De vader van het gezin waar ze werkt is Philippe Lambert. Met die man is iets vreemds aan de hand; hij blijkt bijvoorbeeld een sterk ontwikkeld voorgevoel te hebben. Wat er zich allemaal vóór Maries komst afgespeeld heeft, tussen Philippe en een vorige au pair, is haar totaal onbekend. De derde hoofdpersoon in het verhaal is een voormalige docent van Marie, Florence. Tussen Marie en Flo bestond een bijzondere relatie, waar Marie achteraf vooral bittere gevoelens aan overhoudt. Wat de spanning flink opvoert, zijn de terreuraanslagen die Parijs teisteren. Hoe ga je om met die dreiging, en helemaal als je dingen voorvoelt?   

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesaanwijzingen
Dit boek zit heel knap in elkaar, is goed geschreven en is echt spannend. Je krijgt het verhaal in een soort proloog en vijf delen aangeboden. Die structuur draagt enorm bij aan de spanning, en door de duidelijke datering van alle onderdelen kun je niet verdwalen. 

Je krijgt volop kans om mee te leven met Marie, maar daarnaast is er ook veel om over na te denken: over kunst, over fotografie, over het leven, over volwassen worden. En als je Parijs een beetje kent, zie je alles ook nog eens voor je.  

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spanningsboog
open plekken

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open plekken
Wanneer je een literaire tekst leest, vraag je jezelf snel af waar de tekst eigenlijk over gaat. Je krijgt al lezend informatie over de gebeurtenissen en de personages waar je verbanden tussen gaat leggen. Bij een literaire tekst krijg je die informatie – over personages, de ruimte, de tijd – meestal niet in één keer, de informatie is vaak ook niet meteen duidelijk. Een literaire tekst wordt dan gekenmerkt door zogenaamde ‘open plekken’.

Een open plek is een tekstgedeelte binnen een verhaal of roman die voor de lezer onduidelijk is en dat vragen oproept. Open plekken maakt de lezer actief. De lezer gaat zichzelf vragen stellen over de tekst en gaat op zoek naar passages waarmee hij de onduidelijkheden kan wegnemen. Hij zal proberen om de open plekken in te vullen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open plekken
Open plekken kunnen op verschillende manieren ontstaan. De belangrijkste oorzaak ontstaat door informatieachterstand bij de lezer. Als lezer weet je minder dan het personage. Dit komt bijvoorbeeld omdat informatie verzwegen wordt of omdat de lezer tegenstrijdige informatie krijgt. Soms ontbreekt de informatie gewoon. Je hebt open plekken die niet worden ingevuld binnen een tekst. Voor de lezer kan dit frustrerend zijn, maar soms versterkt dit het verhaal.
Thema's - Thema 5
  • Hulpkaart Open plekken

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht
We lezen de eerste hoofdstukken uit Luister. Maak notities tijdens het lezen.
Welke "open plekken" kom je tegen? Welke vragen worden opgeroepen?
  • Waarom doet het personage dit?
  • Wat bedoelt de auteur hiermee?
  • Wat is hier precies gebeurd?
  • Welk geheim heeft dit personage?
  • Wat is de betekenis van deze ruimte?
  • Welk conflict speelt er tussen deze personages?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf een tekstje
Schrijf een korte tekst over de beginscène van Luister op basis van je notities. 
  • Welke "open plekken" kom je tegen?
  • Welke vragen worden opgeroepen?
  • Beschrijf welke gebeurtenis in je boek de vraag oproept.
  • Welk antwoord verwacht je?
  • Antwoord in 5-10 volzinnen


Thema's - Thema 5
  • TAAK Nederlands specifiek Sacha Bronwasser

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten bijzinnen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

soorten bijzinnen
In sommige bijzinnen ontbreken het onderwerp en de persoonsvorm. Deze noemen we de beknopte bijzin. Het onderwerp in de beknopte bijzin is hetzelfde onderwerp als in de hoofdzin. Daarom kan je het onderwerp in de bijzin weglaten. We kennen drie soorten bijzinnen:
  1. Het gezegde is ofwel een infinitief (met of zonder "om te"),
  2. Onvoltooid deelwoord (fluitend
  3. Voltooid deelwoord
Voorbeelden: 
  • We hebben geleerd netjes met mes en vork te eten. 
  • fluitend dekt Anna de tafel.  (fluitend = bepaling van gesteldheid)
  • Moeten winnen maakt mij altijd zo nerveus  ( = onderwerp)
  • Ik haat het om te moeten winnen  (= lijdend voorwerp)

TW pg.146

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb gehoord dat hij weer terug is.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat hij is teruggekomen verbaast me niets.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij besloot om het land te ontvluchten toen de situatie te gevaarlijk werd.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Helemaal opgevrolijkt fietste Jeffrey naar huis.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat jij gelukkig bent, maakt mij weer gelukkig.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zal een leuk filmpje op YouTube zoeken om je op te vrolijken.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik hoop dat je gelijk hebt.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als het mooi weer blijft, gaan we zwemmen.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben het beu om steeds jouw rotzooi te moeten opruimen.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 34 - Quizvraag

bijwoordelijke bepaling (oorzaak)
foutief beknopte bijzinnen
TW pg.146






voorbeelden:
Lopend naar de overkant reed de auto hem bijna aan.
In roomboter gebraden eet hij het vlees met smaak op.
Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lopend naar de overkant werd hij bijna aangereden.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 36 - Quizvraag

bijwoordelijke bepaling (oorzaak)
Na een halfuur in de oven te hebben gestaan, aten de gasten de pizza helemaal op.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vrolijk dansend werden de aardappelen geschild.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na liedjes gezongen te hebben, zetten de kindjes hun schoentje voor Sinterklaas.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 39 - Quizvraag

bijwoordelijke bepaling (oorzaak)
Eenmaal op de camping aangekomen, begon onze langverwachte vakantie.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 40 - Quizvraag

bijwoordelijke bepaling (oorzaak)
soorten bijzinnen
Een betrekkelijke bijzin is een bijzin die wordt ingeleid door een betrekkelijk voornaamwoord  of bijwoord (bv. die / waarop / waar) en die bij een zelfstandig naamwoord hoort. 
  • Mijn broer, die in Leuven woont, is morgen jarig. 
  • Dit is het dorp waar hij is opgegroeid.
  • Ik kon het filmpje dat ik zocht niet vinden. 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de betrekkelijke bijzinnen in onderstaande zinnen



Geef ook aan bij welk zelfstandig naamwoord ze horen. 
  • De vaders die mee zijn geweest op schoolkamp, zijn eigen helden. 
  • De vraag hoe het op school was, levert zelden een antwoord op. 
  •  Is het trapje waarop Menno staat wel veilig? 
  • Leila had een gevoel alsof ze droomde toen ze hoorde dat ze geslaagd was. 
pg.258

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bookwidget

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies