netwerken

STC uur - Netwerken
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
sociale vaardighedenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

STC uur - Netwerken

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Je kunt je eigen netwerk in kaart brengen;
  • Je kunt uitleggen hoe je jouw netwerk kan vergroten;
  • Je kunt je netwerk strategisch inzetten om doelen te bereiken

Slide 2 - Tekstslide

Netwerken,
wat gok je dat het is?
of weet je er al vanaf?

Slide 3 - Woordweb

Netwerken is.....
  1. Een groep mensen of organisaties die met elkaar verbonden is en/of samenwerkt.
  2. Het aangaan en onderhouden van relaties die op de een of andere manier betekenis kunnen hebben voor een individu, een groep of systeem.

Slide 4 - Tekstslide

Netwerken is handig voor ...?
A
Ambtenaren
B
Ondernemers
C
Studenten
D
Zakenmensen

Slide 5 - Quizvraag

Netwerken - waarom zou je?
  • Kennismaken met elkaar en de doelen en werkwijzen van de verschillende organisaties in het netwerk;
  • Delen van kennis, informatie en contacten;
  • Met elkaar nadenken over doelen en uitvoering van het werk;
  • Met elkaar activiteiten ontwikkelen ten bate van het werk;
  • Het dienen van persoonlijke of maatschappelijke doelen.

Slide 6 - Tekstslide

Netwerk  onderhouden
  • Zorg voor regelmatig contact met jouw netwerk.

  • Zorg dat jouw netwerk betrouwbaar is.

  • Het is niet alleen nemen maar ook geven!

Slide 7 - Tekstslide

Digitale Netwerken
  • Facebook 
  • Instagram
  • Twitter
  • Snapchat
  • Whatsapp
  • Linkedin

  • Pinterest
  • Google+
  • Teams

Slide 8 - Tekstslide

Jouw netwerk
  • Er wordt wel eens gezegd dat je ieder mens kunt bereiken binnen zes handdrukken 
  • of dat ieder mens tussen de 100 en 200 personen in zijn netwerk heeft. 
  • Mensen om je heen waar je op terug kan vallen of die jou verder kunnen brengen.

Slide 9 - Tekstslide

Je weet niet wat je moet doen voor school. Aan wie zou jij vragen wat het huiswerk is?

Slide 10 - Woordweb

Stel je moet een kast verplaatsen die te zwaar is voor jou alleen. Wie vraag je om hulp?

Slide 11 - Woordweb

Stel je moet een verslag maken - en je merkt dat het je niet lukt. Wie vraag je om hulp?

Slide 12 - Woordweb

Je zoekt een baantje bij een horecabedrijf. Bij wie klop je aan?

Slide 13 - Woordweb

Aan de slag

Slide 14 - Tekstslide

Jouw netwerk in kaart brengen

  • Pak een vel papier en schrijf in het midden 'IK’
  • Van daaruit maak je de verbindingen met mensen die jij kent. Schrijf hun naam op.

Denk aan familie, vrienden en kennissen, buren.  Maar ook aan mensen die je ziet vanwege boodschappen, je bankrekening, je oud-docenten en -mentoren, medestudenten, mensen die je op vakantie hebt ontmoet, mensen via vrije tijd besteding en vrijwilligerswerk, uitgaan, enzovoort.

  • Schrijf onder hun naam op waar ze werken. 
  • (Dat zijn bedrijven waar je contact mee kunt hebben.)
  • Al die mensen kennen ook weer mensen. Probeer die verbinding ook in te vullen.

(Je mag verschillende kleuren gebruiken.) 

  • Schrijf bij je eigen naam wat jij anderen kan bieden.

Slide 15 - Tekstslide

Het netwerkgesprek
Door op mensen af te stappen die jouw netwerk interessanter kunnen maken, maar hoe bouw je je netwerkgesprek op?

  1. Introductie: Waar ben je mee bezig? Wat is je doel? Wat wil je van de ander?
  2. Middendeel: Informatie uitwisseling, ervaringen.
  3. Afsluiting: Samenvatten, vervolgafspraak, doorverwijzing. Bedank je gesprekspartner!

Slide 16 - Tekstslide

Oefening
Oefen het voeren van een eerste (kennismakings)gesprek.

  • Bereid dit eerst voor. 
  • Zet eventueel een paar steekwoorden op papier. 
  • Geef aan je tegenspeler aan wie die speelt en welke functie die heeft. 
  • Oefen 5 minuten. 
  • Bespreek kort wat goed en minder goed ging. Draai daarna de rollen om.

Slide 17 - Tekstslide