ch 5 Dossier Santé cours 6 27 05 2024 V2A

Chapitre 5 - Dossier Santé
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Chapitre 5 - Dossier Santé

Slide 1 - Tekstslide

apprendre: bloc H

aantekeningen vraag (zonder vraagwoord/met vraagwoord)
apprendre: bloc D
ontkenning
apprendre/répéter: bloc C - phrases clés
faire exercices:
30 A - luisteren op ipad, C , D 31 A, 31 D













Slide 2 - Tekstslide

BUTS
- Je weet hoe je een vraag moet stellen.  Met of zonder vraagwoord

Slide 3 - Tekstslide

Programme pour le 27 mai
Programme:
  • révision grammaire
  • correction exercices
  • bloc G -phrases clés
  • faire des exercices

Slide 4 - Tekstslide

Delend lidwoord - l'article partitif
du (ml ev), de la (vl ev) , de l' (klinker/ h) , des (mv) - geen lidw in het Nederlands

Ik eet het brood
Ik eet brood
Ik eet geen brood 
Ik eet veel brood

Slide 5 - Tekstslide

Delend lidwoord - l'article partitif
du (ml ev), de la (vl ev) , de l' (klinker/ h) , des (mv) - geen lidw in het Nederlands

NA ONTKENNING =  DE / D'
Je ne mange pas de pain = Ik eet geen brood
Je ne mange pas d'oranges = Ik eet geen sinaasappels

Slide 6 - Tekstslide

La négation - la suite/vervolg
ch 6 bloc D - page 83 + ch 7 bloc H page 121
Na ontkenning met du, de la, de l', des = de/d'   un/une blijft, un/une na ontkenning

J 'ai fait du ski ---> je n'ai pas  fait de ski  (ik heb niet geskied)
                                    je n'ai  plus fait de ski (ik heb niet meer geskied)
                                    je n'ai  jamais fait de ski (ik heb nooit geskied)

Na ontkenning met le, la, l' , les -  blijft le, la, l' , les
J'ai les médicaments - je n' ai pas encore les médicaments
Je vais acheter des médicaments - Je ne vais pas acheter de médicaments

Slide 7 - Tekstslide

Poser une question?
3 manières - 
1. ?   
2. est-ce que    
3. inversie - onderwerp/persoonsvorm  

Slide 8 - Tekstslide

Poser une question?
Tu es malade!
1. Tu es malade?
2. Est-ce que tu es malade?
3. Es-tu malade?       !!!!!! geen naam of zelfst naamw
     Pierre est malade --> geen  est-Pierre / Pierre, est-il malade?
attention:  est-ce que + il (s), elles (s), on + est-ce que = Niet!!!!
                       est-ce qu'il(s)/ est-ce qu'on

Slide 9 - Tekstslide

Pronom interrogatif = vraagwoorden
waar                     =     où
wie                        =     qui
wanneer             =     quand
hoe                       =      comment
waarom              =      pourquoi
wat                       =      que / qu'est-ce que
hoeveel              =      combien

Slide 10 - Tekstslide

Pronom interrogatif = vraagwoorden
Vraag met vraagteken
Tu habites où?     (achter )

Vraag met est-ce que
est-ce que tu habites?  (voor)

Vraag met inversie
habites-tu? (voor)
Let op! geen eigennaam of zelfstnw - Où habite-Pierre? / Pierre, où habite-il

Slide 11 - Tekstslide

Pronom interrogatif = vraagwoorden
LET OP!!!!!!!
Est-ce que + il + elle + ils + elles + on
= Est-ce qu'il / qu'elle/ qu'ils/ qu'elles/qu'on

Slide 12 - Tekstslide

Pronom interrogatif = vraagwoorden
VRAAGWOORD: QUEL/QUELLE/QUELS/QUELLES = Welke of wat/wat een?
Na een vorm van "être" (EST ET SONT)  in de vraag?

1.  Wat is jouw vraag? =  Quelle est ta question?
2. Wat zijn jouw vakken? Quelles sont tes matières

Voor een zelfstandig naamwoord
1.  Welke dokter heb je liever? - Tu préfères quel docteur?

Slide 13 - Tekstslide

Pronom interrogatif = vraagwoorden
VRAAGWOORD: QUEL/QUELLE/QUELS/QUELLES = Welke of wat/wat een?
Na een vorm van "être" (EST ET SONT)  in de vraag?

1.  Wat is jouw vraag? =  Quelle est ta question?
2. Wat zijn jouw vakken? Quelles sont tes matières

Voor een zelfstandig naamwoord
1.  Welke dokter heb je liever? - Tu préfères quel docteur?

Slide 14 - Tekstslide

Pronom interrogatif = vraagwoorden

VRAAGWOORD: QUEL/QUELLE/QUELS/QUELLES = Welke of wat/wat een?
- Na een vorm van "être = (est et sont)"  in de vraag
- Voor een zelfstandig naamwoord

- In een uitdrukking met "wat een ........."
Wat een mooie jurk ..... !  Quelle belle robe !!!  Quel past zich aan zelfst nw



Slide 15 - Tekstslide

à faire ch 6
page 83 bloc D + H
exercices:
18 A, B,D,C,D,
19 A, B, C, 20 C




Correction??

Slide 16 - Tekstslide

exercices
30 A - luisteren op ipad, C , D 
 31 A, 31 D






Correction??

Slide 17 - Tekstslide

à faire
32
33 A,B




Correction??

Slide 18 - Tekstslide

Phrases-clés
ex 27 
écoutez-bien!

Slide 19 - Tekstslide

Phrases-clés
Bloc G - page 42
répète-moi!

Slide 20 - Tekstslide

Exercice
Page 44 - Quelle histoire!
(knipvel page 187)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

au revoir
bonne semaine!!
🍀

Slide 26 - Tekstslide