niet of geen

Welkom! Pak een laptop, log in op lessonup en ga lezen in je leesboek.
timer
16:00
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom! Pak een laptop, log in op lessonup en ga lezen in je leesboek.
timer
16:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les

  • Herhalen lente
  • Uitleg inleveren foto's
  • Introductie Niet en Geen
  • Oefeningen Niet en Geen

Slide 2 - Tekstslide

Welke bloem herken je hier?
A
Viool
B
Hortensia
C
Fuchsia
D
Geranium

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet deze bloem?
A
Viooltje
B
Madeliefje
C
Krokus
D
Iris

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de naam van deze bloem?
A
Korenbloem
B
Lelie
C
Petunia
D
Narcis

Slide 5 - Quizvraag

Welke bloem zie je op de foto?
A
Anjer
B
Roos
C
Tulp
D
Zonnebloem

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet het jong van een schaap?
A
puppy
B
lam
C
kalf
D
kitten

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heet het jong van een koe?
A
jammer
B
lamb
C
veulen
D
kalf

Slide 8 - Quizvraag

Hoe heet het jong van een paard?
A
veulen
B
kalf
C
jong
D
puppy

Slide 9 - Quizvraag

Inleveren foto's
  • Je levert je 6 foto's in via Magister. 
  • Je zorgt dat je bij iedere foto minimaal 2 zinnen hebt geschreven.
  • Je levert dit uiterlijk vrijdag in. 
  • Niet ingeleverd is strafregels schrijven. 

Slide 10 - Tekstslide

Niet of  geen

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen geen en niet in het Nederlands?
  • GEEN wordt gevolgd door een zelfstandig naamwoord, zoals het Engelse woord "no". Geen probleem, geen idee.
  • NIET wordt in alle andere situaties gebruikt, zoals het Engelse woord "not"
  • Met het woord niet wordt meestal de hele zin of een groot deel van de zin ontkend en met het woord geen wordt meestal alleen het zelfstandig naamwoord dat er vlak achter staat ontkend.


Slide 12 - Tekstslide

Plaats van 'niet' in de zin
Let op: niet kan op verschillende plaatsen in de zin staan, maar er is vaak een belangrijk betekenisverschil.

Niet alle leerlingen waren op tijd. 
Sommige leerlingen waren te laat.
Alle leerlingen waren niet op tijd. 
Alle leerlingen waren te laat.

Slide 13 - Tekstslide

Vandaag hebben we .... huiswerk.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 14 - Quizvraag

Ik vind wandelen .... leuk.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 15 - Quizvraag

Ik heb .... geslapen.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 16 - Quizvraag

Ik heb hier .... computer.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 17 - Quizvraag

Waarom ben je .... op tijd?
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 18 - Quizvraag

Ik drink .... cola.
A
niet
B
geen

Slide 19 - Quizvraag

Waarom ben je .... op tijd?
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 20 - Quizvraag

Ik hou .... van koffie.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 21 - Quizvraag

Zij heeft ........... zin in thee.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 22 - Quizvraag

Wil ze ook .............. koekje?
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 23 - Quizvraag

Heb je ............... huiswerk gemaakt?
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 24 - Quizvraag

Heb je ............... boek mee genomen?
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 25 - Quizvraag

Vul de juiste ontkenning in:

Ik ben ... kabouter.
timer
0:10
A
geen
B
niet

Slide 26 - Quizvraag

Vul de juiste ontkenning in:

Ik lust ... pannenkoeken.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 27 - Quizvraag

Vul de juiste ontkenning in:

Ik hou ... van pannenkoeken.
timer
0:10
A
niet
B
geen

Slide 28 - Quizvraag

Vul de juiste ontkenning in:

Ik heb mijn huiswerk ... gemaakt.
timer
0:10
A
geen
B
niet

Slide 29 - Quizvraag

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Ga je op vakantie?

Slide 30 - Open vraag

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Heb je een huisdier?

Slide 31 - Open vraag

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Vind je hardlopen leuk?

Slide 32 - Open vraag

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Heb je dansles?

Slide 33 - Open vraag

Ga je mee?
timer
0:15
A
Nee, ik ga mee niet.
B
Nee, ik niet ga mee.
C
Nee, ik ga niet mee.

Slide 34 - Quizvraag

Weet je de weg?
timer
0:15
A
Nee, ik weet niet de weg.
B
Nee, ik weet de weg niet.
C
Nee, ik niet weet de weg.

Slide 35 - Quizvraag

Kom je vanavond ook?
timer
0:15
A
Nee, ik kom vanavond niet.
B
Nee, ik kom niet vanavond.
C
Nee, ik niet komen vanavond.

Slide 36 - Quizvraag

Ben je bang?
timer
0:15
A
Nee, ik ben bang niet.
B
Nee, ik niet ben bang.
C
Nee, ik ben niet bang.

Slide 37 - Quizvraag

Luister je naar hem?
Nee,...
timer
1:00

Slide 38 - Open vraag

Ben je ziek?
Nee,....
timer
1:00

Slide 39 - Open vraag

Woont hij in de stad?
Nee,.....
timer
1:00

Slide 40 - Open vraag

Hebben jouw ouders een huis?
A
Nee, mijn ouders hebben huis geen.
B
Nee, mijn ouders geen huis hebben.
C
Nee, mijn ouders hebben geen huis.

Slide 41 - Quizvraag

Heb jij een Nederlands paspoort?
A
Nee, ik heb niet Nederlands paspoort.
B
Nee, ik heb geen Nederlands paspoort.
C
Nee, ik geen heb Nederlands paspoort.

Slide 42 - Quizvraag

Heb jij kinderen?
A
Nee, ik heb geen kinderen.
B
Nee, ik geen kinderen hebben.
C
Nee, ik geen kinderen heb.

Slide 43 - Quizvraag

Heb jij een groot huis?
A
Nee, ik heb geen huis groot.
B
Nee, ik heb geen groot huis.
C
Nee, ik geen heb groot huis.

Slide 44 - Quizvraag

Heb jij vandaag school?
Nee,....

Slide 45 - Open vraag

Moet je vandaag huiswerk maken?
Nee,.....

Slide 46 - Open vraag

Wil jij een ijsje?
Nee,....

Slide 47 - Open vraag

Wat vond je van deze les? Vertel wat er goed ging, maar ook wat er niet goed ging. Daar kan ik ook van leren.

Slide 48 - Open vraag

bedankt voor de aandacht
Bedankt voor je aandacht en inzet, geniet van het lange weekend tot de volgende les!

Slide 49 - Tekstslide