ch6 That's a fact (text) + Grammar 17 (Imperative)

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Today's goals
  • Testweek: What and how to learn?
  • Homework recap 'That's a fact'
  • Grammar 16(can/could)  +  grammar 17 (imperative)
  • Huiswerk = SO = irregular Verbs to be/ to hide= 26 mei


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Grammar Theme 6
- Can / Could

- Gebiedende wijs

- Toekomst; Future met 'to be going to'
- Huiswerk.

Slide 5 - Tekstslide

Can/Could

Slide 6 - Tekstslide

Can/Could
Je gebruikt can om te zeggen dat iemand (iets) kan.
vb. He can tell you how to get there.
(Hij kan je vertellen hoe je daar moet komen)

Je gebruikt cannot (can't) om te zeggen dat (iemand) iets niet kan.
I cannot swim./I can't swim. (Ik kan niet zwemmen)

Slide 7 - Tekstslide

Can/could
Je gebruikt could om te zeggen dat iemand iets zou kunnen.
vb. They could tell you the way to the station.
(Zij zouden je de weg naar het station kunnen vertellen)

Slide 8 - Tekstslide

can/could
Vragen stellen.
Als je wilt vragen of (iemand) iets kan, zet je can vooraan in de zin. 
vb. Can I help you?
(Kan ik je helpen?)

De rest van de zin blijft hetzelfde.

Slide 9 - Tekstslide

can/could
Bij vragen is het beleefder om could te gebruiken.

vb. Could you say that again, please?
(Zou je/U dat nog een keer kunnen zeggen?) 

Slide 10 - Tekstslide

... I ask you a question?
A
Can
B
Can't
C
Could

Slide 11 - Quizvraag

........... you find what you were looking for?
A
can
B
could

Slide 12 - Quizvraag

She ... sing very well
A
can
B
could

Slide 13 - Quizvraag

.....I ask you something?
- Yes, of course
A
Can
B
Were
C
Would
D
Could

Slide 14 - Quizvraag

Gebiedende wijs...(Imperative)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

How?
  • als iemand iets moet  doen, begin je de zin met het werkwoord zonder      to
  • wanneer je tegen iemand wil zeggen dat hij/zij iets niet moet doen, begin je de zin met       don’t

Slide 17 - Tekstslide

How to make it, when to use it?
Hoe:
  • Je gebruikt het hele werkwoord zonder to.
  • e.g.: Close the window.
Wanneer:

  • bevel geven (Come here!)
  • instructies geven (Whisk the eggs.)
  • waarschuwen(Watch out!)
  • iets verzoeken, en dan 'please' (alsjeblieft) toevoegen (Pass me the salt, please.)

Slide 18 - Tekstslide

Zet in de gebiedende wijs:
You can close your books.
A
You close your books.
B
Can close your books.
C
Close your books.

Slide 19 - Quizvraag

Maak een gebiedende wijs:
You must do your homework.
A
You do your homework
B
Must do your homework
C
Do your homework

Slide 20 - Quizvraag

Zet in de gebiedende wijs:
You may not touch the books

Slide 21 - Open vraag

Today's goals
  • Testweek: What and how to learn?
  • Homework recap 'That's a fact' + can/could
  • Grammar 17: De gebiedende wijs (imperative)
  • Huiswerk = SO = irregular Verbs to be/ to hide= 26 mei


Slide 22 - Tekstslide