signaalwoorden Frans

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Signaalwoorden

'Les connecteurs'

opsomming

- d'abord

- ensuite (vervolgens)

- puis (daarna)

- en plus (bovendien

- enfin (uiteindelijj

Reden

- car (want)

- comme

parce que (omdat)

tegenstelling

mais (maar)

par contre(daarentegen)

au contraire

cependant

Conclusie

donc (dus)

alors

bref (kortom)

Comment lire un texte sans tout comprendre

Doel:

Ik weet wat signaalwoorden zijn in het Frans en weet deze toe te passen.

Ik weet de verschillende soorten signaalwoorden te categoriseren.

Ik ken enkele typische examentekst-vragen.

bref

1. vervolgens
2. kortom
3. verder

OU

1. OF
2. EN
3. MAAR
4. WAAR

MAINTENANT

1. VANDAAG
2. MORGEN
3. MAAR
4. NU

SOUVENT

1. ALTIJD
2. VAAK
3. SOMS
4. TOCH

DONC

1. MEER
2. VOORDAT
3. ZONDER
4. DUS

POURTANT

1. BOVENDIEN
2. DAAROM
3. TOCH
4. OOK

TOUJOURS

1. SOMS
2. VAAK
3. ALTIJD
4. NOOIT

ENSUITE

1. OMDAT
2. EERST
3. VERVOLGENS
4. VOORDAT

PAR CONTRE

1. DAARENTEGEN
2. DAARMEE
3. ZONDER
4. SOMS

Tegenstellingen

maar - mais

toch, echter, evenwel - pourtant

daarentegen - par contre 

in plaats van - au lieu de

Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.

1. comme
2. donc
3. puis
4. mais

Welk signaalwoord is geen tegenstelling?

1. mais
2. pour
3. par contre
4. cependant

Samenvatting / Conclusie 

kortom - bref

samenvattend - en résumé

dus - donc

tenslotte - enfin / finalement 

Welk signaalwoord past?
J'aime l'école, ______ j'espère qu'elle ouvrira bientôt ses portes.

1. donc
2. mais
3. ensuite
4. par contre

Welk signaalwoord geeft geen conclusie aan?

1. bref
2. donc
3. pourtant
4. enfin

Toevoeging / Aaneenschakeling / Opsomming

en - et

ook - aussi

bovendien - de plus

ten eerste - d'abord

dan / vervolgens - puis / ensuite

Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.

1. donc
2. par contre
3. puis
4. alors

Welk signaalwoord laat niet zien dat je te maken hebt met een opsomming?

1. donc
2. et
3. de plus
4. ensuite

Typische examenvragen

Vertaal de volgende examenvragen in het Nederlands:

Quel est le but de l'auteur?

Comment cette phrase se rapporte-t-elle à celle qui précède?

A laquelle des questions suivantes ne trouve-t-on pas de réponse?

Lees het volgende stukje tekst en vul het ontbrekende woord in.

Welk woord ontbreekt bij 18?

1. tort
2. mal
3. honte
4. peur

qu'est-ce qu'on apprend au premier alinéa?

1. Wat is het gevolg van alinea 1?
2. Wat is de titel van alinea 1?
3. Wat leer je van alinea 1?

Qu'est-ce qui est vrai d'après le dernier alinéa?

1. Wat is waar volgens de laatste alinea?
2. Wat lees je in de laatste alinea?
3. Wat leer je van de laatste alinea?
4. Wat lees je in de eerste alinea?