H2 NN 4-GT Taalverzorging 2 Spelling ww's in samengestelde zinnen

werkwoordsvormen in samengestelde zinnen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

werkwoordsvormen in samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert werkwoordsvormen in samengestelde zinnen correct spellen. 

Slide 2 - Tekstslide

samengestelde zinnen en de persoonsvormen in samengestelde zinnen.

Slide 3 - Tekstslide

Samengestelde zinnen 

Slide 4 - Tekstslide

samengestelde zinnen
- Samengestelde zinnen bestaan uit 2 of meer losse zinnen. 
- De losse zinnen worden samengevoegd met een voegwoord. 
- Samengestelde zinnen hebben 2 persoonsvormen en 2 onderwerpen. 
- In de delen van samengestelde zinnen staat de persoonsvorm niet altijd op dezelfde plaats. Let daar goed op!

Slide 5 - Tekstslide

Samengestelde zinnen met meer persoonsvormen
In een samengestelde zin staan meerdere persoonsvormen. 
Door een zin in een andere tijd te zetten, kun je erachter komen welke werkwoorden de persoonsvormen zijn en welke niet. 

Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde zinnen 
Voorbeeld van de tijdproef om de PV's te bepalen:

- Ik heb uren liggen lezen, maar mijn boek is nog steeds niet uit.
- Ik had uren liggen lezen, maar mijn boek was nog steeds niet uit. 
*heb wordt had / is wordt was
DUS: heb + is zijn hier persoonsvormen 

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn je samengestelde zinnen?

Slide 8 - Open vraag

Wat weten we nog over samengestelde zinnen?

Slide 9 - Open vraag

Hoe vind je de persoonsvorm in samengestelde zinnen?

Slide 10 - Open vraag

Samengestelde zinnen. Benoem de persoonsvormen en het voegwoord.
Lisa stopte 10 euro in haar portemonnee en ze besloot niet meer geld uit te geven.

Slide 11 - Open vraag

Noteer persoonsvormen en onderwerpen van de samengestelde zinnen.
We gaan dit jaar naar Ameland op vakantie, omdat we dat eiland niet kennen.

Slide 12 - Open vraag

Noteer de persoonsvormen en onderwerpen van de samengestelde zinnen.
Welk woord is het voegwoord?

Wanneer je vlees goed verhit, dood je de bacteriën.

Slide 13 - Open vraag

Noteer persoonsvormen en onderwerpen van de samengestelde zinnen.

Toen de feestgangers dansten in de tent, vielen de tafels om.

Slide 14 - Open vraag

Noteer persoonsvormen en onderwerpen van de samengestelde zinnen.
Toen het cruiseschip in de haven van Rotterdam aangelegd was, zijn we gaan kijken.

Slide 15 - Open vraag

Noteer persoonsvormen en onderwerpen van de samengestelde zinnen.

Als het erg droog weer is, staat het water in de sloot laag.

Slide 16 - Open vraag

Herken je het?
Zie je dat je in samengestelde zinnen 2 persoonsvormen, 2 onderwerpen en een voegwoord hebt.
Ja?
Besteed dan nu aandacht aan de spelling van de werkwoorden in samengestelde zinnen. 

Slide 17 - Tekstslide

Leren voor het tentamen
- Je kan alle werkwoordsvormen in samengestelde zinnen correct spellen.
- Maak eventueel gebruik van het schema werkwoordspelling op blz. 201. 

Slide 18 - Tekstslide