Present Simple (Monday 18 March)

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Present Simple

onvoltooid tegenwoordige tijd

Slide 2 - Tekstslide

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
ik fiets
jij loopt
hij eet
zij bevriest
het draagt
we praten
jullie schrijven
zij studeren

I cycle
you walk
he eatS
she freezES
it carrIES
we talk
you write
they study

Slide 3 - Tekstslide

SHIT
She
He
IT
bij He/She/IT 

werkwoord
werkwoord eindigend op S-klank
werkwoord eindigend op medeklinker Y
-S
-ES
-IES

Slide 4 - Tekstslide

-y       -S of -IES?
Als een werkwoord eindigt op medeklinker -y
carry
study
hurry
cry
carrIES
studIES
hurrIES
crIES
Als een werkwoord eindigt op een klinker -y
play
buy
playS
buyS

Slide 5 - Tekstslide

ontkennend = don't / doesn't + werkwoord
I don't work
you don't work
he / she / it doesn't work
we don't work
you don't work
they don't work

Slide 6 - Tekstslide

vragend = Do / Does + onderwerp + werkwoord + ...?
Do I work ... ?
Do you work ... ?
Does he / she / it work ... ?
Do we work ... ?
Do you work ... ?
Do they work ... ?

Slide 7 - Tekstslide


My parents ..... (call) me every Saturday
A
call
B
calls
C
calles
D
cals

Slide 8 - Quizvraag


He ..... (go) to the bus station at 7 o'clock.
A
go
B
goes
C
gos
D
goos

Slide 9 - Quizvraag


It .......... (start) in 10 minutes.
A
start
B
starts
C
starting
D
startes

Slide 10 - Quizvraag

She .......... wash) herself.
A
wash
B
washes

Slide 11 - Quizvraag


The baby ..... . (cry)

Slide 12 - Open vraag

Fill in the gap & Use Present Simple (-)

Sara ... (watch) the news. She thinks it's boring.
A
doesn't watch
B
doesn't watches
C
don't watch
D
not watches

Slide 13 - Quizvraag

Fill in the gap & Use Present Simple (-)


They ... (look) happy today. I wonder if something is going on.
A
not look
B
don't looking
C
don't look
D
doesn't look

Slide 14 - Quizvraag

____ he ____ to school every day?
A
Walks
B
Do ... walk
C
Does ... walk
D
Is ... walking

Slide 15 - Quizvraag

(-) The chef ____ food at his restaurant.
A
doesn't fry
B
doesn't fries
C
don't fry
D
don't fries

Slide 16 - Quizvraag

........... English. (they / teach)

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Ik snap de present simple

A
helemaal
B
voor het grootste gedeelte
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 19 - Quizvraag

Wat heb je nodig om jezelf te verbeteren?
A
oefenen op internet
B
extra uitleg docent
C
nog een keer de LessonUp
D
extra opdrachten op papier

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide