going to + will

Theme 4
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Theme 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les:
weet je wanneer je 'will' en wanneer je 'going to' moet gebruiken in een zin die over de toekomst gaat

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I promise I ___ (wash) the car later!
A
will wash
B
am going to wash
C
am washing
D
wash

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My friends ___ (see) that film without me, because I am too scared!
A
will see
B
are going to see
C
are seeing
D
see

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de future correct maken en toepassen.
A
ja
B
nee
C
soms
D
met hulp

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The phone is ringing! "I will get it."
will
will is also used for a spontaneous decision.
you do NOT have to PLAN it.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Shall we dance?
shall
SHALL is used (instead of will) in combination with
WE or I.
Usually asking a question.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

He is going to fall.
(to be) + going to
He is going to fall.
You see it coming. Use (TO BE) + GOING TO if it is CERTAIN.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I am going to buy a new car.
(to be) + going to
I AM GOING to buy a new car.
Use to be + going to for a PLANNED ACTION/ CERTAINTY

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke zin past hier het best?
A
Trump will build a wall.
B
Trump is building a wall.
C
Trump must build a wall.
D
Trump is going to build a wall.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke zin past hier het best?
A
We're going to hit that horse!
B
We're hitting that horse!
C
We will hit that horse!
D
Shall we hit that horse?

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke zin past hier het best?
A
These kids will go to school.
B
These kids are going to go to school.
C
These kids are going to school.
D
These kids go to school.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

This year to save me from tears, I ... ... it to someone special.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Who ... ... the world tonight?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

If I'm alive and well, ... you ... there holding my hand?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wow! We ... ... to Ibiza.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

You don't ever want to see me again and your brother ... ... me and he's six feet ten.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

'Cause we ... ... to war, hey

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Come tomorrow, tomorrow I... ... gone.
Save tonight.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hopefully, I ........ my grammar test.
A
am passing
B
will pass
C
would pass
D
am going to pass

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My bus is delayed.
I ...... too late at the airport.
A
am being
B
will be
C
am going to be
D
shall be

Slide 26 - Quizvraag

Vanwege de vertraging van je bus heb je nu aanleiding om aan te nemen dat je te laat gaat komen.
What would you like to eat?
> I ..... a sandwich, please.
A
will have
B
have
C
am going to have
D
should have

Slide 27 - Quizvraag

Het is een beslissing die je op dit moment maakt. Daarbij hoort het gebruik van will.

Slide 28 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Link

Deze slide heeft geen instructies

A decision at the moment of speaking:
BIJVOORBEELD:
Julie: There's no milk.
John: Really? In that case, I'll go and get some.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A decision before the moment of speaking:
BIJVOORBEELD:
Julie: There's no milk.
John: I know. I'm going to go and get some when this TV programme finishes.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A prediction based on opinion:
BIJVOORBEELD:
I think the Conservatives will win the next election. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A prediction based on something we can see (or hear) now:
BIJVOORBEELD:
The Conservatives are going to win the election. They already have most of the votes.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A future fact:
BIJVOORBEELD:
The sun will rise tomorrow. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Link

Deze slide heeft geen instructies