Klokkijken in het Nederlands

Klokkijken in het Nederlands
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Klokkijken in het Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je de tijd in het Nederlands lezen en begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel van de les aan de studenten.
Wat weet je al over klokkijken?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Analoge klok
Een analoge klok heeft wijzers die de uren, minuten en seconden aangeven.

Slide 4 - Tekstslide

Toon een afbeelding van een analoge klok en leg uit hoe deze werkt.
Digitale klok
Een digitale klok geeft de tijd weer in cijfers, zonder wijzers.

Slide 5 - Tekstslide

Laat een afbeelding van een digitale klok zien en leg uit hoe deze werkt.
Uren
De uren worden aangegeven door de cijfers 1 tot en met 12 op een analoge klok en een digitale klok.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit hoe de uren worden aangegeven op de klokken.
Minuten
Op een analoge klok worden de minuten aangegeven door de positie van de wijzer. Op een digitale klok worden de minuten weergegeven met getallen achter de uren.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit hoe de minuten worden aangegeven op de klokken.
Seconden
Op een analoge klok worden de seconden aangegeven door de kleine wijzer. Op een digitale klok worden de seconden weergegeven met getallen na de minuten.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit hoe de seconden worden aangegeven op de klokken.
Voorbeeld 1
Analoge klok: De grote wijzer staat op de 3 en de kleine wijzer staat op de 12. Digitale klok: 3:00.

Slide 9 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van hoe de tijd wordt aangegeven op een analoge en digitale klok.
Voorbeeld 2
Analoge klok: De grote wijzer staat tussen de 2 en de 3 en de kleine wijzer staat op de 6. Digitale klok: 2:30.

Slide 10 - Tekstslide

Geef een ander voorbeeld van hoe de tijd wordt aangegeven op een analoge en digitale klok.
Kwartieren en halve uren
Op een analoge klok worden kwartieren en halve uren aangegeven door de positie van de wijzer. Op een digitale klok worden ze weergegeven als :15, :30 of :45.

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit hoe kwartieren en halve uren worden aangegeven op de klokken.
Voorbeeld 3
Analoge klok: De grote wijzer staat op de 9 en de kleine wijzer staat op de 6. Dit betekent dat het 6:45 is. Digitale klok: 6:45.

Slide 12 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van hoe kwart voor 7 wordt aangegeven op een analoge en digitale klok.
Voorbeeld 4
Analoge klok: De grote wijzer staat tussen de 1 en de 2 en de kleine wijzer staat op de 6. Dit betekent dat het 1:30 is. Digitale klok: 1:30.

Slide 13 - Tekstslide

Geef een ander voorbeeld van hoe half 2 wordt aangegeven op een analoge en digitale klok.
Oefenen
Los de volgende tijdopgaven op: 1) 9:15 (analoog en digitaal) 2) 12:30 (analoog en digitaal) 3) 5:45 (analoog en digitaal)

Slide 14 - Tekstslide

Laat de studenten oefenen met het lezen en schrijven van de tijd op zowel analoge als digitale klokken. Bespreek de antwoorden.
Aanvullende informatie
In Nederland wordt de 24-uursklok minder vaak gebruikt dan de 12-uursklok. De 24-uursklok wordt vooral gebruikt in bijvoorbeeld het leger of de luchtvaart.

Slide 15 - Tekstslide

Vertel de studenten meer over het gebruik van de 24-uursklok in Nederland.
AM en PM
In Amerika wordt de tijd aangegeven in AM (ochtend) en PM (middag/avond). In Nederland wordt dit niet gebruikt.

Slide 16 - Tekstslide

Leg uit wat AM en PM betekent en waarom dit niet wordt gebruikt in Nederland.
Tijdsaanduiding in zinnen
Bij het schrijven van een zin met een tijdsaanduiding wordt de tijd vóór het werkwoord geplaatst. Bijvoorbeeld: 'Ik ga om 8 uur naar school.'

Slide 17 - Tekstslide

Leg uit hoe de tijd wordt gebruikt in zinnen en geef een voorbeeld.
Samenvatting
Je hebt geleerd hoe je de tijd kunt lezen en begrijpen op zowel analoge als digitale klokken. Daarnaast heb je oefeningen gedaan en extra informatie gekregen over het gebruik van de 24-uursklok en tijdsaanduiding in zinnen.

Slide 18 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen.
Evaluatie
Wat vond je van deze les? Wat heb je geleerd? Wat vond je moeilijk? Wat zou je anders willen zien?

Slide 19 - Tekstslide

Vraag de studenten om feedback over de les en wat ze hebben geleerd.
Bronnen
Bronnen: https://www.schooltv.nl/video/hoe-laat-is-het/ en https://www.tijdmetkinderen.nl/

Slide 20 - Tekstslide

Vermeld de bronnen die zijn gebruikt voor deze les.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 21 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 22 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 23 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.